Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Fortūna

betekenis & definitie

Fortūna - ook Fors Fortuna, godin van het toeval, dat zoowel gelukkig als ongelukkig zijn kan. Haar dienst was, naar men zeide, door Servius Tullius ingesteld, die haar twee tempels gewijd had. Zij was oudtijds vooral een landelijke godheid, en werd overigens het meest door vrouwen vereerd, tegelijk met Mater Matūta en Pudicitia.

Daar het lot van den mensch voor een groot deel van het toeval afhangt, werd zij later zeer algemeen vereerd, en had zij een groot aantal bijnamen, naar de personen die, de plaatsen waar en de omstandigheden waaronder zij om hare gunst baden, of naar de eigenschappen, die men haar toekende: Publica, Privata, Patricia, Equestris, Virilis, Muliebris, Primigenia (z. a.), Redux, Blanda, Dubia, Brevis, enz.—Later hield men haar voor dezelfde als Tyche en werden haar ook dezelfde attributen gegeven.