Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Servius Tullius

betekenis & definitie

Servius Tullius - zesde koning van Rome. Volgens de overlevering was hij de zoon eener slavin Ocrisia, eene krijgsgevangene uit de latijnsche stad Corniculum, en was hij in het paleis van Tarquinius Priscus te Rome geboren.

Eens zagen Tarq. en diens gemalin Tanaquil het hoofd van den slapenden knaap door een stralenden lichtkrans omgeven en daarop namen zij hem als kind aan. Hij wies op als een edel jongeling, de lieveling van goden en menschen, hij huwde ’s konings dochter en werd na diens dood door het overleg van Tanaquil zijn opvolger.

In een nog bewaard fragment eener redevoering van keizer Claudius wordt een ander verhaal medegedeeld, uit etrurische bron geput. Onder de regeering van Tarquinius Priscus zou een Etruscer, met name Mastarna, een aanhanger van Caeles Vibenna, met eene schaar uitgewekenen naar Rome zijn gekomen en zich op den Caelischen berg hebben neergezet en vervolgens zijn naam tegen dien van Servius Tullius verwisseld hebben.—Na zijne troonsbeklimming trad S.

T. spoedig als hervormer op. Vooreerst trok hij drie heuvels binnen den kring der stad, n.l. den Quirinālis, den Esquilīnus en den Viminālis, en omringde nu het geheel door een kolossalen muur.

Wat in verschillende deelen van Rome nog over is van den zoogenaamden agger Servii Tullii behoort tot twee bouwperioden; de oudste muurbrokken zijn waarschijnlijk uit de 6de eeuw, de jongere gedeelten uit den tijd der samnietische oorlogen. Hij verdeelde vervolgens het terrein binnen de stad in 4 wijken of tribus (z. a.) en het omliggende gebied in een zeker aantal regiones, ook meestal tribus (rusticae) genoemd.

Ten tweede bracht hij een verbond tot stand tusschen Rome en Latium, met een bondsheiligdom, den Diana-tempel op den Aventīnus. Ten derde maakte hij eene nieuwe indeeling van het volk, op timocratisch beginsel berustende, in klassen en centuriën (zie centuria), zonder dat daarbij op afkomst werd gelet.

Zoo ontstonden de comitia centuriata. De patriciërs waren den hervormingsgezinden koning moede, die al te zeer naar de zijde der plebejers overhelde.

Er vormde zich eene samenzwering, aan welker hoofd ’s konings schoonzoon L. Tarquinius stond, en S.

T. werd na eene 43-jarige regeering (578–535) vermoord. Zoo luidt de overlevering; in hoeverre in deze verhalen waarheid schuilt, is niet meer na te gaan.

< >