Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Domitii

betekenis & definitie

Domitii - een aanzienlijk plebejisch geslacht, waarin twee hoofdtakken voorkomen, de Ahenobarbi en de Calvāni. 1) L. Domitius zou den naam Ahenobarbus (koperbaard, roodbaard) gekregen hebben, omdat in 496 de Dioscuren (Castor en Pollux) hem de overwinning bij het meer Regillus hadden bericht, en tot staving hunner geloofwaardigheid zijn zwarten baard aangeraakt en in een rooden zouden veranderd hebben. Andere schrijvers vermelden dit voorval, zonder aanwijzing welke overwinning behaald was.

De eerste Ahenobarbi komen eerst veel later voor.—2) Cn. Dom. Ahenobarbus, consul in 192, overwon de Bojers.

In 190 streed hij in Asia, en had hij een groot aandeel aan den slag bij Magnesia, waarin L. Scipio Antiochus versloeg. Als praetor urbanus wijdde hij in 194 den tempel van Faunus, in 196 begonnen, zie hieromtrent ook Scribonii no. 2.—3) Cn.

Dom.

Ahenobarbus, zoon van no. 2 was in 167 een der tien gezanten tot regeling der macedonische zaken.—4) Cn. Dom.

Ahenobarbus, zoon van no. 3, consul in 122, versloeg de Allobrogers en Averners, wien hij door zijne olifanten grooten schrik aanjoeg. Als censor in 115 verwijderde hij met zijn ambtgenootL. Caecilius Metellus Dalmaticus 32 leden uit den senaat. Hij liet de via Domitia in Gallia Narbonensis, van Massilia langs de kust naar Spanje, aanleggen.—5) Cn. Dom. Ahenobarbus, zoon van no. 4, was als volkstribuun in 104 de maker der lex Domitia de sacerdotiis; uit dankbaarheid koos het volk hem tot pontifex

maximus. In 96 was hij consul, in 92 censor met den vermaarden redenaar L. Licinius Crassus (Licinii no. 12). Zij vaardigden een edict uit tegen de pas opgerichte latijnsche rhetorenscholen.—6)
L. Dom. Ahenobarbus, ook een zoon van no. 4, in 100 tegenstander van den volkstribuun L. Appuleius Saturnīnus, trad als praetor (98 of 97) in Sicilia zeer streng op tegen de slaven, consul in 94, werd later op last van den jongen Marius vermoord (82).—7) Cn. Dom. Ahenobarbus, zoon van no. 6, schoonzoon van L. Cornelius Cinna, vluchtte voor Sulla naar Africa (82) en sneuvelde daar in den strijd tegen Pompeius.—8) L. Dom. Ahenobarbus, zoon van no. 5, gehuwd met Porcia, dochter van Cato van Utica, onverzoenlijk tegenstander van Caesar, aediel in 61, praetor in 58, consul in 54, trachtte Corfinium tegen Caesar te verdedigen, viel in diens handen, doch werd vrijgelaten en sneuvelde bij Pharsālus.—9) Cn. Dom. Ahenobarbus, zoon van no. 8, was bij zijn vader te Corfinium en Pharsālus. Het staat niet vast, of hij tot de moordenaars van Caesar behoort heeft. Wel hoorde hij tot hun partij. Als vlootvoogd van Brutus vernielde hij in 42 de vloot der driemannen (z. Domitii no. 15), doch hij verzoende zich na den slag bij Philippi door tusschenkomst van C. Asinius Pollio met Antonius. Daar hij echter diens betrekking tot Cleopatra afkeurde, ging hij kort vóór den slag bij Actium tot Octavianus over, maar stierf reeds eenige dagen daarna.—10) L. Dom. Ahenobarbus, zoon van no. 9, schoonzoon van den drieman M. Antonius, consul in 16, drong met een leger van Illyricum uit (7) tot over den Albis (Elbe). Later commandeerde hij aan den Rijn en in het N. van Germania, waar hij pontes longi aanlegde. Hij was een goed veldheer, doch ruw en gevoelloos en haatdragend.—11) Cn. Dom. Ahenobarbus, zoon van no. 10, consul in 32 na C., gehuwd met Germanicus’ dochter Agrippīna, was de vader van keizer Nero, die oorspronkelijk L. Domitius Ahenobarbus heette, zie Nero.—12) Domitia, dochter van no. 10, gehuwd met Passiēnus Crispus, werd door Nero, toen zij reeds hoogbejaard was, vergiftigd, opdat hij zich haar vermogen zou kunnen toeëigenen.—13) Domitia Lepida, ook eene dochter van no. 10, moeder van de beruchte keizerin Valeria Messalina, werd op aanstoken van Agrippīna omgebracht (54).—14) Cn. Dom. Calvīnus Maximus, consul in 283, streed met zijn ambtgenoot P. Cornelius Dolabella tegen de Senonen. In 280 was hij de eerste censor uit de plebs.—15) Cn. Dom. Calvinus, als tribunus plebis in 59 tegenstander van Caesar; na vele knoeierijen werd hij, na een interregnum van een half jaar, in 53 consul, daarna was hij aanhanger van Caesar en voerde in den slag bij Pharsālus het centrum van diens leger aan. Later (42) zag hij als admiraal der driemannen zijne vloot in de ionische zee door die van Cn. Dom. Ahenob. (no. 9) vernielen. Later (van 39–36) streed hij als stadhouder in Hispania. Na zijn terugkeer triumfeerde hij, en herstelde de door brand vernielde regia, aan wier muren hij in marmer lijsten liet aanbrengen van alle consuls en van alle triumfen, de zoogenaamde Fasti Capitolini. Zie Fasti no. 2.—16) Cn. Dom. Corbulo, uitstekend veldheer onder Claudius en Nero, beroemd door zijne overwinningen op de Friezen en Chauken (47 n. C.), de Armeniërs en de Parthen (55–66), door zijne zeldzame rechtschapenheid en zijne ongehoorde reuzenkracht. Uit ijverzucht zond Nero hem zijn doodvonnis toe in Griekenland, waar hij zich vrijwillig het leven benam. De fossa Corbulonis op het eiland der Batavieren, waarschijnlijk de Vliet, verbond Maas en Rijn. Corbulo heeft ook gedenkschriften nagelaten, die echter verloren zijn.—17) Domitia Longīna, dochter van no. 16, gemalin van keizer Domitīanus, was eene schoone vrouw, doch niet van onberispelijke levenswijze. Zij had verboden omgang met den tooneelspeler Paris. Toen dit uitkwam, werd Paris gedood (± 82 n. C.), en zij verbannen, maar in 89 op verzoek van het volk teruggeroepen. Later nam zij aan de samenzwering tegen den keizer deel. Zij heeft haar man zeer lang overleefd. Zij wordt ook Domitilla geheeten.—Niet tot de gens Domitia behooren: 18) Domitius Afer, redenaar; zie Afer.—19) Domitius Marsus, gevierd dichter, vriend en tijdgenoot van Vergilius en Tibullus.—20) Domitius Ulpianus, beroemd jurist; zie Ulpianus.—21) L. Domitius Aureliānus, rom. keizer; zie Aurelianus.—22) Flavia Domitia, vrijgelatene, vrouw van Vespasianus, doch gestorven voordat hij keizer werd, moeder van Titus en Domitianus.

< >