Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Domitiānus

betekenis & definitie

Domitiānus - (T. Flavius), jongste zoon van Vespasiānus, volgde in 81 na C. zijn broeder Titus als keizer op. Stelselmatig was hij buiten de regeeringszaken gehouden; toch regeerde hij de eerste twee jaren beter, dan men kon verwachten, toen echter werd zijne regeering, naar de gewone opvatting, een schrikbewind, een toonbeeld van wreedheid en onzinnigheid.

Hij vond genot in vervolging en bloedvergieten en in den doodsangst zijner slachtoffers. Hij streed voorspoedig tegen de Chatten (82–83), en met afwisselend geluk tegen de Daci (85–86 en 87–89), die hij uit Moesia verdreef. Den ongelukkigen afloop van zijne oorlogen tegen de Marcomannen en Quaden, van wie hij zelfs den vrede moest koopen, bemantelde hij door schitterende triomftochten, terwijl hij zichzelf den titel van “Heer en God” toelegde.

Toen hij in 96 ook zijne gemalin Domitia ter dood wilde laten brengen, werd hij met haar medeweten door eene samenzwering vermoord.