Census - . Bij den census moest ieder burger zich bij de censoren aangeven, die hiertoe in de villa publica op den Campus Martius zitting hielden. Bij deze aangifte gaf men onder eede (ex animi sententia) zijn eigen naam, dien van zijn vader, zijn vrouw en kinderen, zijn ouderdom en vermogen op, en hiernaar werd men in de classis ingeschreven, waartoe men behoorde. Ten Strijd der Lapithen en Centauren (Ap opzichte van het vermogen moeten wij hier aanstippen, dat de censoren alleen datgene belastbaar achtten, wat men ex iure Quiritium bezat; de ager publicus die slechts in possessione was, en het grondbezit in de provinciën werd niet ingeschreven.
Wie verzuimde zich als burger aan te geven, was incensus; de straf was verlies der vrijheid, dus capitis deminutio maxima. Nadat de aangiften waren afgeloopen, moesten de scribae der censoren de verschillende burgerlijsten opmaken: 1º. de lijsten van de leden der tribus, met een lijst der aerarii (z. a.) als aanhangsel. 2º. de lijsten van de leden der centuriae. 3º. de lijsten der belastingplichtigen, z. hieromtrent tributum, orbi et orbae en tribuni aerarii en verder: aerarii. 4º. de lijsten der dienstplichtigen uit de klassen, mannen van 17 tot 46 jaar, tabulae iuniorum, die elk jaar werden bijgewerkt. Wegens verwaarloozing van huiselijke en zedelijke plichten konden de censoren de burgers straffen door hen uit eene tribus rustica in eene tribus urbana over te brengen of wel hen tot aerarii (z. a.) te maken.
Met den census ging ook de lectio senatus voor het volgend vijfjarig tijdperk gepaard, en de herziening der ridderlijsten, recognitio equitum, zie equites. Een plechtig offer (zie lustrum) besloot den census.