Gepubliceerd op 26-09-2017

Staatsinkomsten in Athene

betekenis & definitie

Staatsinkomsten in Athene - Inzake het beheer en het innen van de verschillende staatsinkomsten hield Athene er een eigenaardig procédé op na. Zelfs in de bloeitijd van de 5e eeuw v.C., waarin het zijn imperium uitbreidde en voor de talrijke uitgaven ook aan een verscheidenheid van belangrijke inkomsten het hoofd te bieden had, bezat Athene geen centrale schatkist of een hoofdambtenaar van financiën, door wie inkomsten en uitgaven ten slotte overzichtelijk gecentraliseerd konden worden, al heeft de tempelkas van Pallas Athena lange tijd deze functie vervuld. Bepaalde uitgaven werden door welbepaalde inkomsten vereffend, waarbij het Atheense volk de definitieve beslissing te nemen had. Wij geven hier de belangrijkste staatsinkomsten.

1. De voornaamste rechtstreekse tolbelastingen (zie Telos). Net als later in Rome inde de Atheense staat deze taksen en belastingen niet zelf. Ze werden verpacht aan de teloonai door tussenkomst van de poletai. Met dat doel kwamen vennootschappen van belastingpachters tot stand, die aan de staat de vereiste sommen stortten. Voor de recuperatie konden de teloonai op de bescherming van de staat rekenen. Daarbij waren zij vrij van militaire dienstplicht.
2. De misthoomata, opbrengsten van staatsgoederen. De Atheense staat bezat weinig onroerende goederen in eigendom, omdat hij het als een last beschouwde eigenaar te zijn, in tegenstelling met Rome later. Het theater van Dionysos was' wel staatseigendom en als zodanig werd het verhuurd voor de theatervoorstellingen aan een bepaald persoon, die de huurprijs terugwon door het toegangsgeld. Daarnaast waren er de zilvermijnen van het Lauriongebergte; ze werden door de poletai verpacht voor een periode van driejaar. Ook de heilige olijfbomen werden verpacht voorzover zij op staatsgrond stonden. In de 5e eeuw v.C. besteedde de staat een deel van de opbrengst aan olie als prijs in sommige nationale wedstrijden.
3. Boeten en opbrengsten van borgtochten. De boeten (epibolai) werden bij vonnis bepaald en opgelegd, o.a. aan burgers die hun schulden aan de staat niet tijdig hadden betaald. De borgtocht (prytaneia ofparastasis), die door de beklaagde in burgerlijke of particuliere processen gestort moest worden, kwam voor de helft toe aan de burger, die het misdrijf of de overtreding voor de rechtbank aanhangig had gemaakt (zie Sykophantai). Tot deze reeks van staatsinkomsten behoorde ook de opbrengst van de verkoop van verbeurdverklaarde goederen (demioprata).
4. Tenslotte was er de phoros, de bondsbelasting van de Delisch-Attische Zeehond, die honderden talenten per jaar opbracht sedert Aristeides ze in 478 v.C. invoerde tot aan het einde van de Peloponnesische Oorlog.

Als onrechtstreekse gewone inkomsten voor de staat kan men de veschillende leitourgiai beschouwen. Ze waren financiële tegemoetkomingen van de rijke burgers in bijzondere uitgaven, die normaal door de staat gedragen moest worden. Ze waren periodiek en wettelijk geregeld. Rechtstreekse buitengewone staatsinkomsten waren de vrijwillige schenkingen van belangrijke bedragen door burgers of metoikoi; nl. de epidoseis en de rechtstreekse belastingen op het fortuin in oorlogstijd (eisphora), waarvoor de belastingsplichtigen in klassen, symmoriai, werden ingedeeld. Onrechtstreekse buitengewone inkomsten waren de trierarchia (zie Leitourgia), de opdracht de kosten voor de uitrusting van een triëre of oorlogsschip te dragen, en de proeisphora, de vooruitbetaling van het geraamde bedrag van de belastingopbrengst door de 300 rijkste burgers van de eerste symmoria. Hiertoe is Athene voor het eerst in 362 v.C. overgegaan.

< >