Pythagoras van Samos - Grieks wijsgeer (570-497 v.C.). Hij was een van de invloedrijkste, doch ook een van de meest mysterieuze persoonlijkheden uit de reeks wijsgeren uit de Griekse oudheid. Hijzelf heeft geen geschriften nagelaten, zodat wij voor zijn leer en biografische gegevens aangewezen zijn op wat latere adepten en andere wijsgeren, o.a. Aristoteles, over hem hebben medegedeeld.
Ca. 530 v.C. verliet Pythagoras het eiland Samos, waar hij geboren was, ofwel omdat hij in conflict was gekomen met de tiran Polykrates, ofwel onder dreiging van de Perzen. Hij week uit naar Magna Graecia, waar hij in Kroton een eigen school stichtte. Voordien reeds had hij grote reizen ondernomen om aan zijn verlangen naar wijsheid te voldoen. De overlevering stelde het voor dat hij aldus in Babylonië met Zarathoestra in contact was gekomen, dat hij naar Arabië en Thra- kië ging, en waarschijnlijk in Egypte zijn eerste ideeën over de zielsverhuizing opdeed.
De school van Pythagoras in Kroton had een ethisch-godsdienstig doel, gebaseerd op de principes van het or- phisme en het mysteriënwezen. De leerlingen, zowel mannen als vrouwen, leefden in een gesloten gemeenschap met bepaalde orderegels. Hun meester genoot een onbeperkt gezag, zodat zijn uitspraken beslissend waren. ‘Autos epha’ (hijzelf heeft het gezegd) maakte een einde aan elke discussie. De pythagoreeërs kregen in verscheidene steden van Zuid-Italië, o.a. Syba- ris en Akragas, ook politieke invloed, zodat er na een democratische reactie op hun aristocratische ingesteldheid politieke schermutselingen volgden en zij gedwongen werden eerst naar Me- gapontion uit te wijken en kort daarop moesten onderduiken, nadat een groep democraten een vergadering had overvallen en op twee na allen had uitgemoord.
Als school verdween het pythagorisme in de 4e eeuw v.C. en het herleefde pas in de 1e eeuw v.C. als het neopythago- risme, waarin dan toch andere elementen uit de leer van Plato, Aristoteles en de Stoa waren opgenomen.
Getallenleer. Het wezensprincipe of archè van de dingen is het getal, een stoffelijk-goddelijke realiteit. Alles is getal. Elk getal is samengesteld uit het onevene (bepaalde, begrensde) en het evene (onbepaalde, onbegrensde). Doordat de werkelijkheid in getallen uitgedrukt kan worden, is de wereld kenbaar voor ons verstand. Waarschijnlijk zijn de pythagoreeërs ertoe gekomen het getal als archè van de dingen te poneren door de bevinding dat de kwantiteit van de tonen of geluiden evenredig is met de kwantiteit of lengte van de lichamen, die ze voortbrengen (b.v. de lengte van de snaren van een lier).
Kosmogonie. Uit het ‘onbegrensde’ (zie Anaximandros van Milete) komt door het begrenzende (hun eerste tegenstelling) het centrale haardvuur van het heelal. Door verdere begrenzing ontstaan dan de ‘tegenaarde’, de aarde, de maan, de zon, de andere planeten, die zich langs concentrische sferen om het centrale vuur bewegen. Door hun snelle beweging brengen de hemellichamen geluiden voort in verhouding tot de afstanden tot het centrale vuur. Wij horen de ‘harmonie van de sferen’ niet, omdat wij er van jongsaf aan gewend zijn en ze door geen stilte onderbroken wordt.
Psychologie. De ziel is een stoffelijke en onsterfelijke zelfstandigheid. De vereniging met het lichaam is voor haar een straf. Ze leeft erin als in een gevangenis of een graf. De mens heeft tot plicht zich zoveel mogelijk door versterving aan de stof te onthechten, d.i. de zuivering of katharsis. Dit is dan ook het grondmotief van de pythagoreïsche levenspraktijk. Na voldoende zuivering, waarvan zelfs het verkrijgen van kennis afhangt, wordt de ziel weer in haar oorspronkelijke woning opgenomen. Zo niet gaat zij in andere levende lichamen over. Dit is de leer van de zielsverhuizing of metempsychose.
De pythagoreeërs brachten dus voor het eerst in het heidendom de gedachte aan een leven na de dood en de verantwoordelijkheid voor eigen daden.