Gepubliceerd op 19-09-2017

Kybele

betekenis & definitie

Kybele - Oorspronkelijk Frygische godenmoeder of Grote Moeder (Megalè Mètèr, Magna Mater), doch met een zeer verbreide cultus als vruchtbaarheidsgodin en moeder van alle leven. Aanvankelijk werd zij vereerd in de vorm van een meteoorsteen, die bewaard werd in het heiligdom te Pessinus, aan de grens tussen Frygië en Klein-Azië. Achteraf werd zij ook antropomorfisch gedacht, vooral na de verspreiding van haar eredienst over de Griekse wereld, samen met de haar nauw verbonden Attis, haar minnaar en godheid van de plantengroei. Het belangrijkste centrum van haar eredienst lag op de Idaberg in Frygië.

De Grieken versmolten haar met Rhea (Rhea Kybele), de dochter van Ouranos en Gaia, echtgenote van Kronos en moeder van Zeus. Ook met Demeter werd ze vereenzelvigd. De cultus van Kybele bevatte orgiastische elementen en vertoonde ook verwantschap met andere erediensten, zoals die van Artemis te Ephesos, Gaia, en de Assyrisch-Babylonische Istar. In Athene heette haar tempel Metroön (afgeleid van mètèr, ‘moeder’). Haar beeld werd gemaakt door Agorakritos, leerling en vriend van Phidias.

De cultus van Kybele-Magna Mater werd naar Rome overgebracht na staatstussenkomst. Kort voor het einde van de Tweede Punische Oorlog in 204 v.C. haalden de Romeinen de symbolische zwarte steen van Kybele, op dat ogenblik vereerd in het Megalesion te Pergamon, naar Rome na een raadpleging van de Sibyllijnse boeken. De steen werd voorlopig ondergebracht in de tempel van Victoria op de Palatinus. Later bouwde men voor Kybele een tempel ten westen van de Palatinus en wijdde deze in op 10 april 191 v.C.

Ieder jaar op 27 maart werd de heilige steen van de godin in een plechtige processie door de stad gedragen en in een zijriviertje van de Tiber gewassen. Deze lavatio had plaats onder toezicht van de decemviri sacris faciundis.

Haar grootste feest vierde men van 4 tot 10 april, wanneer de Ludi Megalenses werden gehouden, vooral met opvoering van toneelspelen. Kybele-Magna Mater had haar eigen priesters, de Galli, Frygische eunuchen, onder leiding van een archigallus. De Romeinen mochten voor de 1e eeuw n.C. geen priester van deze godin worden. Ook priesteressen, onder leiding van een sacerdos maxima, waren in dienst van Kybele, alsook dienaren en dienaressen, de korybanten.

Het ritueel van deze eredienst was volkomen vreemd voor de Romeinen, vooral het taurobolium, de inwijdingsceremonie, een doopsel door het bloed van een stier, dat een waarborg voor onsterfelijkheid was.

De feestelijkheden en stoeten werden gekenmerkt door wild en woest lawaai waarbij groepen dienaren en dienaressen luid sloegen op pauken en trommels, en zelfs leeuwen meevoerden.

De eredienst van Kybele was de eerste niet-Griekse cultus, die in Rome werd ingevoerd en een tempel kreeg binnen de stadsmuren, zij het dan onder bepaalde voorwaarden en verbod van deelneming door Romeinse burgers. Ook in de Altis, het heilige domein van Olympia, had Kybele een Metroön.