Gracchus, Tiberius Sempronius - Romeins volkstribuun (2e eeuw v.C.). Opgegroeid in een zeer ontwikkeld en hoogstaand milieu, o.a. de kring van de jonge Scipio, zag hij een ideaal in een humanistisch milieu en wilde hij het volk weer welvarend en gelukkig zien. Op de grote latifundia van Etruria, eigendom van de senatorenfamilies, werkten de slaven in erbarmelijke omstandigheden, voorzover ze niet verlaten waren, oorzaak van een economische depressie. Hieronder hadden ook de kleine boerenstand en het proletariaat van Rome te lijden, zodat Tiberius Gracchus het plan opvatte door een grondige agrarische hervorming aan deze noodtoestand een einde te maken. Ook andere vertegenwoordigers van de Romeinse aristocratie wilden deze idee van hervorming in werkelijkheid omzetten, doch de schrik voor de tegenstand van de senaat hield hen inactief.
In 133 v.C. was Tiberius Gracchus volkstribuun en hij hernieuwde als zodanig de Licinische wetgeving van 367 v.C. (leges Liciniae) die o.m. bepaalde dat niemand meer dan 500 iugera van de ager publicus in bezit mocht hebben, vermeerderd met 250 iugera voor ieder van de twee oudste zonen, een maximum dus van 1000 iugera per familie. De rest moest aan de kleine boerenstand, de armste families van Romeinse burgers of Latijnse bondgenoten afgestaan worden. De grond werd verdeeld pro rata van 30 iugera per familie tegen een kleine rente als erfpacht (zie Lex Sempronia agraria).
De senaat reageerde onmiddellijk en wist van Tiberius Gracchus’ collega in het volkstribunaat, Octavius, gedaan te krijgen dat deze zijn veto stelde. Hierop liet Tiberius Gracchus zijn collega door het volk afzetten en een collegium van drie leden benoemen, waarvan hijzelf, zijn broer Gaius en zijn schoonvader Appius Claudius lid werden. Deze commissie zou voor de akkerverdeling moeten zorgen. Daarbij stelde Tiberius Gracchus voor, het aan Rome geschonken erfdeel van koning Attalos van Pergamon, onder het volk te verdelen. Met alle middelen bonden de optimates-senatoren hiertegen de strijd aan, ze waren bereid tot het uiterste te gaan. Met het oog op de verwikkelingen wilde Tiberius Gracchus zich voor het jaar daarop als volkstribuun laten herkiezen, hetgeen ongrondwettelijk was. De senaat greep toen naar de laatste middelen.
Ze beschuldigden hem ervan naar de tirannie te streven en een gewapende bende, onder leiding van de pontifex Scipio Nasica, bestormde het Capitool en vermoordde Tiberius Gracchus samen met driehonderd van zijn aanhangers. De senaat was weer - voor een tiental jaren - de toestand meester.