Gepubliceerd op 18-09-2017

Gnosis

betekenis & definitie

Gnosis - Religieus-wijsgerige geestesrichting, die haar hoogste bloei kende in dejaren 175 tot 250 n.C. Deze beweging wilde het geloof (pistis) van het christendom een wijsgerige en geestelijke zin geven door het te vervangen door de gnosis (kennis, inzicht). De oorsprong van deze beweging vindt men in de Griekse en oosterse wijsgerig-mythische tradities. We kennen slechts één geschrift van de gnosis; de eigenlijke leer, die veel vertakkingen en variaties kende, moet men vooral halen uit de apologetische werken van de Kerkvaders. Typerend voor de gnosis is het dualisme tussen God en wereld, opgevat als materie. De kloof tussen deze beide polen wordt overbrugd door een aantal aiones (werelden, sferen), die naargelang de tak, 20 tot 30 in aantal zijn.

Het meest karakteristieke en ook het belangrijkste is de leer van Valentinus, die in 135 naar Rome kwam. In de hoogste aion vinden we Buthos en Sigè (diepte en stilte); uit de paring van deze twee ontstonden Geest en Waarheid en uit deze twee Reden en Leven, hieruit de ideale mens enz. Het geheel van deze geestelijke substanties is de pleroma of volheid. Ook bij de mensen onderscheidde hij enkele graden. De hoogste graad is de Geestesmens (o.a. de gnosticus zelf). Een andere belangrijke gnosticus was Saturninus, een tijdgenoot van Valentinus. De belangrijkste bestrijder van deze ketterij was Irenaeus van Lyon.