Gepubliceerd op 12-09-2017

Constantinus I

betekenis & definitie

Constantinus I - (Flavius Valerius Constantinus Magnus) Romeins keizer (323-337 n.C.). Hij was de zoon van Constantius Chlorus en Helena en werd te Naïsus geboren omstreeks 285 n.C.

Hij verrichtte krijgsdienst in het Oosten onder de keizers Diocletianus en Galerius. Toen echter zijn vader tot Caesar van het Westen benoemd werd in 293 n.C., trachtte Galerius hem uit wantrouwen onder zijn bevel te houden, maar moest ten slotte toch toestaan dat de jonge Constantinus naar zijn vader in Britannia ging. Toen Constantinus Chlorus stierf in 306 n.C., werd Constantinus door zijn soldaten tot Augustus uitgeroepen, alhoewel Galerius dit een inbreuk vond op zijn recht als eerste van de Augusti de opvolger aan te duiden, en hem bleef beschouwen als Caesar. Aanvankelijk mengde Constantinus zich niet in de machtsstrijd van Galerius en Severus tegen Maximianus en Maxentius, doch na de dood van Galerius bond hij de strijd aan tegen alle regeringsconcurrenten. In 310 n.C. liet hij zijn schoonvader, de oude Maximianus, ter dood brengen; in 312 versloeg hij Maxentius, zijn zwager, bij de pons Milvius te Rome. Na de dood van Maximinus Daia in 313 bleef hij met Licinius alleen nog over als Augustus. Na herhaalde moeilijkheden met deze laatste versloeg hij hem in 323 n.C., zette hem als Augustus af en werd alleenheerser van het rijk, totius orbis imperator. Vanaf de aanvang van zijn regering begunstigde Constantinus het christendom ten nadele van de andere godsdiensten. Na zijn overwinning op Maxentius bezoldigde hij van staatswege de bedienaars van de christelijke eredienst, wat een officiële erkenning van het christendom inhield. Onder zijn voorzitterschap had te Nicea in 325 n.C. het beroemde concilie plaats. In het rijk voerde Constantinus verreikende hervormingen in. Een oosterse keizercultus kwam tot stand, gebaseerd op de godgelijkheid van de vorst (gouden gewaad, diadeem en de proskunèsis of voetval). Hij omgaf zich met een uitgebreide staf van paleisbeambten, een kroonraad (sacrum consistorium), die samengesteld was uit comites, onder wie de magister officiorum of hoofd van de ambten, een praepositus sacri cubiculi of opperkamerheer, een quaestor sacri palatii of hoofd van het heilig paleis, de comes sacrarum largitionum of minister van financiën en de comes rerum privatarum of minister van de Keizerlijke Schatkist.

In 330 n.C. verplaatste hij zijn regering naar Byzantium, dat de naam Constantinopel kreeg. Hij voltooide het staatsabsolutisme door een strenge voortzetting van het werk dat Diocletianus begonnen was. In het bestuur van de provincies trok hij een strakke lijn tussen het militaire gezag en het burgerlijke. De hoogste burgerlijke ambtenaren waren nu de vier praefecti praetorio, de praefectus urbi te Rome en te Constantinopel; de hoogste militaire gezagsdragers de magister equitum, peditum of utriusque militae. Hij deelde het rijk in vier praefecturae in met als bestuurscentra Constantinopel voor het Oosten, Milaan voor Italië, Trier voor Gallië en Sirmium voor Illyrië. Deze praefecturae telden 14 dioeceses en 117 provincies. De senaat te Rome en die te Constantinopel werden slechts stadsraden. Ook op militair gebied bracht hij verandering: de keizerlijke garde (palatini) werd tot leger te velde omgevormd (comitatenses), terwijl de vroegere grenstroepen (limitanei) tot soldaten van tweede rang werden herleid. Beslissend was de scheiding tussen het militaire en burgerlijke ambt, een maatregel die afweek van een duizendjarige Romeinse traditie. Terwijl de hoogste ambtenaren in vier klassen werden ondergebracht met de titel van illustres, spectabiles, clarissimi en perfectissimi, werd de gewone bevolking in beroepsverbanden vastgelegd en onderworpen aan een hoofdelijke belasting. Con- stantinus was een hard en wreed vorst. Hij bracht zijn zoon Prisca en zijn gemalin om het leven. Na zijn dood op 22 mei 337 n.C. te Nicomedia werd zijn rijk onder zijn zonen verdeeld.

Nawerking: Helen, roman door Evelyn Waugh over de moeder van Constanten.

< >