Cato, Marcus Porcius - (de Censor) Romeins politicus (234-149 v.C.). Hij was de zoon van een grootgrondbezitter uit Tusculum. Als soldaat en als tribunus militum vocht Cato in de Tweede Punische Oorlog onder Q. Fabius Maximus; in 205 was hij quaestor van Scipio in Sicilië en Afrika, in 198 praetor in Sardinië, vanwaar hij de dichter Ennius meebracht naar Rome; in 195 was hij consul, in 184 censor en als zodanig is hij beroemd geworden. Cato was een zeer universele geest met ruime belangstelling, doch bovenal Romein en heftig gekant tegen de Griekse zeden, die steeds toonaangevender in Rome waren geworden. Hij was een temperamentvol redenaar, die tegen de leden van de adelklasse van leer trok, wanneer het erom ging hun losse zeden, hun weeldezucht en uitspattingen aan te klagen. Zijn ideaal was de terugkeer naar de eenvoudige zeden van de boerengemeenschap uit vroegere eeuwen. Door zijn inspanningen en de eigen Latijnse uitdrukkingsvormen schiep hij een Latijnse prozastijl. Om de Griekse invloed te weren, wendde hij zijn invloed aan om het verblijf te Rome van Griekse filosofen en retoren te verbieden. Toch heeft hij op hoge leeftijd nog zelf Grieks geleerd.
Bekend van hem is ook de slotzin, waarmee hij in de senaat elke redevoering placht te besluiten: ‘Delenda est Carthago’ (Carthago moet vernietigd worden). Tot deze overtuiging was hij gekomen na een zending in Carthago, waar hij de indruk had opgedaan van het gevaar dat Rome bedreigde door de oplevende voorspoed van de vijandelijke stad. Waarschijnlijk berustte deze impressie op de ongewone bloei van de landbouw.
Cato’s belangrijkste werk is de Origines, een geschiedenisboek, waarin hij een goed overzicht van de Romeinse geschiedenis geeft vanaf de legendarische tijd tot de zijne, nl. 149 v.C. Het eigenaardige hiervan was, dat hij geen namen van veldheren of vooraanstaande politici noemde, om aan het volk als zodanig de eer van de bereikte resultaten te laten. Daarbij typeerde hij de persoonlijkheden door hen aan het woord te laten in goedgebouwde redevoeringen, veeleer dan ze te beschrijven. Het werk is verloren gegaan. Zijn De Agricultura over de landbouw, is een klein werkje, bedoeld als een lofzang op de boerenstand en het bedrijf, met heel wat interessante gegevens. Dit is bewaard gebleven.
De belangrijkste redevoeringen van Cato werden op het einde van zijn leven gebundeld. Cicero kende er nog 150. Slechts fragmenten van een 80-tal zijn bewaard gebleven. Zij getuigen van de geestigheid, eerlijkheid en eenvoud van de auteur, die meer belang hechtte aan de inhoud dan aan de literaire vormgeving.