De Middeleeuwers hadden aanzienlijk minder middelen en gelegenheden om zich te amuseren dan moderne mensen. Een van de manieren waarop vorsten en vorstinnen zich een beetje afleiding verschaften, was het in dienst nemen van narren.
Narren immers maakten er een beroep van dwaze dingen te zeggen en grappen te verkopen.Sommige van die middeleeuwse narren waren halve krankzinnigen; in die dagen
immers beschouwde men de uitspraken van zulke geesteszieken als uiterst amusant. Ook lichamelijk mismaakten werden vaak als narren in dienst genomen; ook de mismaaktheid van zulke ongelukkige lieden werd hoogst grappig gevonden. Heel veel hofnarren echter bleken pientere lieden te zijn, die hun meesters ook in staatszaken uiterst nuttige adviezen hebben gegeven. Narren hadden het voordeel, dat ze vrijelijk onaangename dingen konden zeggen zonder de koning te beledigen. Ook bij onderhandelingen met andere vorsten spraken narren vaak een mening uit, die hun meester koesterde zonder ervoor te durven uitkomen. Narren droegen kostuums, die wel wat leken op de kleding van circusclowns.
Schoenen en hoofddeksel waren met bellen versierd; de rest van het narrenpak had alle kleuren van de regenboog. De meeste narren (of ‘jokers’ zoals ze ook wel eens worden genoemd) droegen bovendien een narrenstaf met behulp waarvan ze hun meester konden imiteren.