Apollo houdt den boog niet altijd gespannen, d. w. z. om door zijne pijlen onheil en verderf aan de menschen te zenden. Het beteekent dus, dat de menschen in tegenspoed op voorspoed moeten hopen.
HORATIUS, Carmina 2, 10, 19 sq.Men gebruikt het citaat echter thans in den zin van: Ieder heeft zijn ontspanning noodig; zelfs Apollo spant niet altijd den boog.