Arm te midden van groote rijkdommen. HORATIUS, Carmina 3, 16, 28.
Magni nominis umbra.
De schim van een grooten naam. LUKANUS Pharsalia I, 135.
Deze uitdrukking wordt gebruikt van iemand, die een grooten naam van zijn voorouders geërfd heeft, doch niets van hunne grootheid vertoont.