Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Marken

betekenis & definitie

Ned. gemeente (vm. eil.) in de prov. N.-Holland tegenover Monnikendam, sinds 1957 verbonden met de vaste wal. 1232 kwam een deel van Marken, nl.

Markerhoofd door schenking aan de abdij → Mariëngaarde, die 1251 de rest aankocht. Abt Sibrandus (1230—38) stichtte er de Uithof Mariënhof. Toen graaf Willem iv 1345 zijn oorlog tegen de Friezen begon liet hij de Uithof in bezit nemen. De oorspronkelijke bevolking leefde van veeteelt, maar door inklinking van de bodem werd deze tenslotte alleen geschikt voor hooiteelt. Men ging toen tot visserij over. Krachtens een privilege van 1440 mochten de Marker vissers hun vangst uitsluitend te Monnikendam verkopen. Protesten hiertegen waren vergeefs.In de 17e eeuw bloeide er de scheepsbouw. Door de afsluiting van het IJsselmeer zijn er slechts enkele vissers over.

Litt. P.J.Kostelijk. Het eil. Marken (Geschiedk. overzicht sedert de Middeleeuwen, in: Speelwagen, 1955); A.J.Aanstoot e.a.. Toen Marken nog ‘het eiland’ was

(1965): J.A.J.Vervloet. Marken (1974).

< >