met ineengeslagen handen, gemeenschappelijk. In het Germaanse recht vormden de leden van een gemeenschap naar buiten een eenheid en konden de gemeenschappelijke goederen worden gedeeld of daarover op andere wijze worden beschikt, niet dan met toestemming van alle rechthebbenden.
Bij deze vorm van vermogensgemeenschap. een gebonden mede-eigendom, zoals men die ten aanzien van markegronden aantrof, kon dus niet een der gerechtigden afscheiding van zijn deel vorderen. Dit in tegenstelling tot de Romeinsrechtelijke mede-eigendom. waarbij dit wel mogelijk was evenals dat in het Ned. en Belg. recht het geval is. De gezamenderhandse verhouding vond haar oorsprong in het familieverband.Litt. S.J.Fockema Andreae, De gezamende hand naar de Oudned. rechten v (1915).