Ned. koloniaal ambtenaar, *10.8.1657 Amsterdam, ✝ 28.6.1714 Batavia. Ging 1675 naar Batavia als boekhouder voor de voc en klom op tot raad-ordinair (1708); behoorde tot de kleine kring, die het volslagen oneens was met de grove exploitatiepolitiek van de voc.
Met Rumphius, Camphuys e.a. was hij voorstander van vrijere handelsbeginselen. Bij testament liet hij zijn landgoed Depok aan zijn vrijgelaten slaven na, een soort 18e-eeuws Liberia. Er ontstond daar een christelijk-commumstische gemeenschap. Vele leden van deze gemeenschap werden tijdens en na de Tweede Wereldoorlog slachtoffer van de Japanse en later van de extremistische terreur. Werk: Invallende gedagten ende aanmerkingen over Coloniën (1705).