Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Almelo

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Overijsel, in het noorden van Twenthe.

Almelo maakte met Vriezenveen deel uit van de heerlijkheid Almelo, die reeds in de 12e eeuw wordt genoemd. liet moet zich ontwikkeld hebben uit een nederzetting rond de burcht. In 1420 kreeg Almelo stedelijke rechten. Door zijn gunstige ligging te midden van moerassen, bleef de stad tijdens de Tachtigjarige Oorlog lang in het bezit van de Spanjaarden. In 1597 werd dit deel van Twenthe onder het gezag van de Unie gebracht. Na 1675 werd Almelo steeds meer een centrum van de linnenindustrie (→ fabrikeurs). Een groot bezwaar voor de ontwikkeling van de industrie was het ontbreken van goede verbindingen met het westen.

Na de afscheiding van België (1830) werden deze beter. Aangemoedigd door de Nederlandsche Handel-Maatschappij ontwikkelde zich de industrie, waarbij in de loop van de 19e eeuw de linnenindustrie door de katoen verdrongen werd; wegen. spoorwegen en kanalen verbeterden de verbinding met het westen. Wel ondervond men na 1830 de concurrentie van Engeland. De groei van de stad, aanvankelijk belemmerd door haar ligging te midden van Ambt-Almelo kon ongestoord plaatsvinden na de vereniging van beide gemeenten in 1914. Na 1945 ontving Almelo een nieuwe stimulans door het graven van een verbinding met het Twenthekanaal.LITT. G.J. ter Kuile. De opkomst van Almelo en omgeving (3e dr. 1948); J.Okker, Almelo vroeger en thans (1936, herdr. 1975).