Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Zahringen

betekenis & definitie

dorp in den badener Bovenrijnkreis, 3 kwartier gaans benoorden Freiburg; 900 inw.; het voormalige kasteel Z., waarnaar het dorp genoemd is, was de residentie der Hertogen van Z., afslammende van Gontram den Rijke, graaf van de Breisgau, die zelf afstamde van Ethico I, hertog van den Elzas in de 7e eeuw. Gontram (gest. omstreeks 930) had twee zonen of kleinzonen, van welke de eene stamheer werd van de linie Habsburg, terwijl de andere (Berthold) de linie Z. stichtte.

Tot 1052 was Berthold graaf van Z.; doch ziende dat het hem beloofde hertogdom Zwaben hem niet gegeven werd, nam hij ten minste den titel van hertog aan, en noemde zich Berthold I, hertog van Z., ofschoon er . nooit een hertogdom Z. bestaan heeft. In 1218 stierf ’t mannelijk oir van Berthold uit (met Berthold V); de tweede linie Z. stierf uit 1439; toen bleef nog alleen een jongere linie over, nl. het, huis Baden. Groothertog Karel van Baden stichtte 26 Dec. 1812. de Huisorde ran den Zahringer Leeuw.

< >