Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Vrijmetselaars

betekenis & definitie

de leden van een geheim genootschap, genaamd Orde der V., dat over degansebe aarde verspreid is. De V., die elkander herkennen aan bijzondere teekens, beschouwen elkander als broeders.

Het doel der Vrijmetselarij is de beoefening van menscbenliefde en alle maatschappelijke deugden. Om in de Orde der V. opgenomen te worden heeft men het bewijs te leveren, dat men reeds uit zich zelven neiging en aanleg heeft, om die deugden te beoefenen, waarin de V. zich meer en meer trachten te volmaken. De verhevene zedeleer der Vrijmetselarij, ontdaan van al wat naar bekrompenheid zweemt of belemmerend is voor de verstandelijke beschaving en veredeling van den mensch — ziedaar het groote geheim der Vrijmetselarij. Daar de Orde der V. ontstaan is in eenen tijd, toen, zoo niet allen, dan toch verreweg de meesten, die het hoogste gezag in handen hadden, van volksbeschavingen volksverlichting niets anders te verwachten konden hebben dan eene geleidelijke inkrimping van hunne willekeurige macht, heeft de Orde der V. aan zeer veel vervolging blootgestaan, en was het voordepersoonlijke veiligheid der V. lang een gebiedend vereischte hun lidmaatschap geheim te houden, evenzeer, ja, ruim zoo noodzakelijk als het in den lijd der Itomeinsche keizers voor de belijders van het Christendom was, hunne godsdienst uit te oefenen in het geheim. Vandaar dat waas van geheimzinnigheid,dat over het ware doel der Orde nitgespreid ligt; vandaar die symbolen, die, evenals in het Christendom, ook in de Orde der V. gehandhaafd zijn gebleven tot op den hnidigen dag, ofschoon sinds lang reeds beschaving en verlichting genoegzaam veld gewonnen hebben, om iedereen in staat te stellen te begrijpen, dat al het symbolieke, zoowel van de Vrijmetselarij als van het Christendom, slechts bijhang is, die de innerlijke waarde van de zedeleer der Vrijmetselarij en van die des Cliristendoms niets hoegenaamd verhoogen of verkleinen kan. Vandaar ook die bijzondere plechtigheden, waarmede nieuwelingen in de Orde der V. werden (en nog worden) aangenomen en ingewijd; vandaar ook de geheime teekens, waaraan de V., om het even tot welke verschillende natiën zij belmoren, elkander herkennen kunnen. Om den geest van de Orde der V. in zeer eenvoudige woorden duidelijk Ie maken, kan men niet beter doen, dan die te vergelijken bij den geest van bet Christendom. De zedeleer van liet Christendom, ofschoon niet door alle Christenen even goed begrepen wordende, is niettemin bevattelijk voor allen zonder onderscheid: de eenvoudigste, minst ontwikkelde Christen is in staat de hoofdtrekken van de Christelijke zedeleer te begrijpen en in toepassing te brengen ; de zedeleer van het Christendom is dus (om niet te zeggen »voor den grooten hoop”) eene zedcleer »voor het algemeen”. De zedeleer der Vrijmetselarij is, als ik het zoo noemen mag,dequintessens der olgenieene zedeleer, dus; de zedeleer, beoefend in hare verhevenste toepassing vandaar dat wel alle menschen, al zijn hunne verstandelijke vermogens nóg zoo bekrompen, geschikt zijn om in een der kerkgenootschappen van het Christendom aangenomen te worden ; maar dat alleen zij, wierdenkvermogen tot een zekeren graad van ontwikkeling is gekomen, geschikt zijn om toegelaten te worden in de Orde der V. En inderdaad, bij ieder volk, waar wij V. ontmoeten, zijn het, over het geheel genomen, de verlichtste mannen der natie. Opmerkelijk is het tevens, dat de Orde der V. vervolgd en verdrukt is zoo lang vorsten en machthebbenden (doordrongen wellicht van het besef der onbillijkheid van hunne willekeur) in den waan verkeerden, dat verlichting en beschaving, waarmede vrijheid hand aan hand gaat, gevaarlijk waren voor hun gezag; maar dat later, sinds vorsten en machthebbenden tot de overtuiging zijn gekomen, dat hun billijk gezag geen hechter steun kan vinden dan juist in verlichting en beschaving dat sedert dien tijd, zeg ik, juist regecrende vorsten of de edelste leden van vorstelijke geslachten het ais eene eer hebben beschouwd in hun land aan het hoofd van de Orde der V. te staan: inderdaad wel een bewijs, dat de veroordeeHngen en vervolgingen, waardoor de Orde der V. o. a. nog in de vijf laatste eeuwen isgetroffen,slechts op rekening zijn te stellen van onkunde, kleingeestigheid, blinde partijzucht of kortzichtig eigenbelang. Zoo werden de V. in Engeland buiten de wet verklaard door het Parlement in 1425, en door koningin Elizabelh in 1561; in Frankrijk veroordeeld door hel Chateiet van Parijs in 1757; streng vervolgd vooral in Spanje en in Rusland; van de kerkelijke gemeenschap uitgesloten door de banbliksems van de pausen Clemens XII, Benedictus XIV, Pius VII en Leo Xll.

< >