(Decius Junius), tweede man van Cesar’s bijzit Servilia, Was questor, edile, pretor in Azië, (anno 62 v. Chr.) consul, vervolgens proconsul in lllyrië, en trachtte na eenige onbeduidende wapenfeiten zich den grooten triomf te laten toewijzen, doch dit gelukte hem niet.
Aangewezen als consul tijdens het proces van Catilina, was bij de eerste,die zijne stem uitbracht, en wel voor bet doodvonnis.(Appius Junius), consul in 26 na Chr., was getrouwd met de moeder van Messalina, emhad liet ongeluk aan de keizerin eenen dierlijken hartstocht in te boezemen; toen S. zich weigerachtig toonde aan hare lusten te voldoen, maakte zij hem verdacht bij Clandius, die hem in 't jnar 40 liet doodsteken.
(L. Jan.), zoon van den vorige, was verloofd aan Octavia. Vreezende dat Claudins hem tót troonopvolger konde kiezen, bewerkte Agrippina, dat die verloving te niet gedaan werd, waarop de jonge S. zich uit wanhoop van helleven beroofde (53 na Chr.).
