thans Saïda, oudste en gewichtigste stad van Phenicië, aan de Middellandscbe Zee, even benoorden Tyrus, dat een der vele doof S. gestichte koloniën was. Het purper van S. was even beroemd als dat van Tyrus.
In 720 v. Chr. veroverd door den assyrischen koning Salmanassar, bereikte S. een hoogen trap van bloei onder de perzische heerschappij, doch werd in 351, toen het in opstand was gekomen tegen Cyrus, door dien grooten koning verwoest, en kwam in 353 v. Chr. onder den schepter van Alexander den Groole. Na diens dood eerst bij Egypte, daarna bij Syrië ingelyfd, viel S. eindelijk in handen der Romeinen. In den Bijbel wordt van S. en zijne bewoners (de Sidoniers of Sidonielcn) veelvuldig gewag gemaakt, zoowel in het N. T. ais in. het O. T. (Gen. 10; 19; 49: 13; Deut. 3: 9; bizua 11: 8; 13; 4, 6; 19: 28; Richt. 1: 31 ; 5: 3; 10: 6,12; 18: 7, 28; II Sam. 24: 6; f Kon. 5: 6; 11: 1, 5, 33; 16:31; 17: 9: II Kon. 23 : 13; I Chroo.22: 4; Ezra 5: 7; Jezaia 23: 2, 4, 12; Jerem. 25: 22; 27: 3; 47; 4; Ezech. 27: 8; 28: 24, 22 ; 32: 30*. Joël 3: 4; Zach. 9: 2;Malth. 11: 21,22; 15;: 21; Marcus 3: 8; 7: 24, 31; Lucas 4; 26; 6; 17 ; 10: 13, 14; Hand 12: 20; 27 : 3.