lat. Sibillen, bij de Grieken en Romeinen zekere vrouwen, die geacht werden ingevingen van de góden te ontvangen, waardoor ze inslaat waren de verborgenheden der toekomst te ontsluieren.
Van heinde en verre kwam men de S. raadplegen ; ze gaven hare orakels in zeer duistere bewoordingen of schreven die op losse blaadjes, welke menigmaal door den wind werden weggeblazen. De ouden zijn Riet eenstemmig omtrent het aantal der S.; men telt lot tien verschillende S., nl.: die van Erythra (in Ionië), van Sardes, van Samos, van Cumie (in Italië), van Pcrzië (ook genaamd van Babylonië of van Chaldea), van Lybië, van Phrygië, van den Hellespont, van Delphi, van Tibur; bovendien spreekt men ook nog van eene cimmerische sibylla en van eene sibylla van Troje. De vermaardste waren die van Erythrse en van Cumai. Men verhaalt dat laatstbedoelde, die vernield wordt onder verschillende namen (Demophile, Herophile, Manto, Amallhea, enz.), naar Rome kwam ten tijde van Tarquinius Priscus en hem boeken verkocht, welke Sibyllijnsche Boeken de geheele toekomst van Rome behelsden, dat Tarquinius die boeken ter bewaring legde in het Kapitool, en de bewaring toevertrouwde aan twee priesters (duümeir genaamd), wier getal Jatergebracht werd opl5(toen heetten zijquiiidccimvir). Men raadpleegde die boeken bij gewichtige gelegenheden, en men vond altijd nuttige openbaringen en wenken daarin. De Sibyllijnsche boeken werden eene prooi der vlammen, bij gelegenheid van eenen brand in het kapitool, het jaar vóór het dictatorschap van Sylla. De senaat zond dadelijk naar de steden van Italië en Griekenland, waar S. waren, om hare voorspellingen op te nemen, en daarvan eene nieuwe verzameling aan te leggen; doch dit gaf aanleiding dat er een aantal zulke Sibyllijnsche boeken geschreven werden, en van dien tijd af geraakten ze in miskrediet. De zooeven bedoelde, op last van den senaat vervaardigde verzameling werd in 399 naChr. verbrand door Stilico, den veldheer van Honorius. Er bestaat nog ten huidigen dage eene verzameling Sibyllijnsche Orakelen, waarin uitvoerig niet alleen al de lotgevallen van Rome, maar zelfs de voornaamste momenten uit het leven van Jezus voorspeld worden; dit blijkbaar ondergeschoven boek is o. a. in ’t licht gegeven door Servalius Galheus (Amsterdam 1689) en het laatst door Friedlich (Leipz. 1853).