duitsch Serbien, turksch Sirp, het Opper-Mesiê der ouden, een vorstendom in Europa, vasal van Turkijë (waarvan het vroeger eene provincie was), is door de Save en den Donau van Oostenrijk gescheiden, grenst ten W. aan Bosnië, ten O. aan Bulgarijë en Walachijë, ten Z. aan Albanië en Roemelië, is 998 vierk. mijlen groot, bevolkt met 1 millioen zielen, en heeft tot hoofdstad Belgrado. Het is een prachtig bergland, rijk aan delfstoffelijke schatten, door de groote Morawa in twee helften gescheiden, besproeid door de drie genoemde rivieren (Donau, Save, Morawa), de Drini en den Timok, en een aantal kleinere, die zich in de genoemde vijf ontlasten.
In de oudheid maakte S. deel uit van Thracië ; kort voor Christus’ geboorte werd het onderworpen door de Romeinen, en vormde onderden naam van Opper-Mesië een bestanddeel van de provincie Iilyrië. Na de volksverhuizing vestigden de Awaren zich in dit land ; ze werden echteromslreeks 630—638 verdreven door de Soraben of Serben, een Slawisch volk, dat vroeger het Carpatisch bergland bewoonde, doch van keizer Hcroclius vergunning bekwam om zich hier te vestigen. Deze Serben gaven aan het land hunnen naam; zij hadden tot 923 hunne eigene koningen, doch van de geschiedenis van dat koninkrijk S. is weinig of niets bekend. In 923 werden de Serben of Serviërs overwonnen door de Bulgaren, en eene kwart-eeuw later kwamen zoowel de overwinnaars als de overwonnenen onder gezag der grieksche keizers (949). Het westgcdeelte van S. herwon zijne onafhankelijkheid in 1039, en had van dat tijdstip af weder zijne eigene koningen, doch kwam opnieuw onder het juk in 1105. Eindelijk, in 1151, partij trekkende van de zwakheid van het grieksche rijk, gaf Tsjoedomil aan S. zijne onafhankelijkheid terug, en stichtte een machtig rijk, dat in de 14e eeuw, onder Stefanus Doesjan (den grootsten zijner koningen), een gedeelte van Thracië veroverde, alsmede nagenoeg geheel Macedonië en verscheidene sleden van Thessaliê en Albanië. Maar met de regeering van Oerosj 1 begint een tijdvak van achteruitgang, misdaden en regeeringloosheid, waarvan het uitvloeisel werd, dat het gehccle land (op Belgrado na) in de macht der Turken viel (1459); Belgrado zelf werd eerst in 1521 door hen veroverd. Door de Turken werd S. in 4 livahs ingedeeld (Belgrado, Semendria, Krocsjewalsj, Novi-Bazar). In de 18e eeuw werd S. gedeeltelijk veroverd door Oostsnrijk, en bij het verdrag van Passarowitz (1718) werd het grootste gedeelte van S. aan Oostenrijk toegewezen; doch bij den vrede van Belgrado (1739) kwam geheel S. weder aan de Porte. Sedert dat tijdstip deed S. verscheidene pogingen om het juk tan den overheerscher af te schudden. Den beroemden Czerny-George mocht dit gelukken (1801—9), hij deed zich door de Porie erkennen als Forst van S., en hield zich als zoodanig staande tot 1812, toen de vrede van Bucharesl (tusscheu Rusland en Turkijë) het zelfstandig bestaan van S. weder vernietigde, en het land weder aan de Turken kwam. In 1816 brak opnieuw een opstand uit, onder de leiding van Melosj Obrenowitsj, die eerst als president van den senaat regeerde, sedert 1817 als vorst, sedert 1827 als erfelijk vorst, en als zoodanig erkend werd bij den 1829 tusschen de Russen en Turken gesloten vrede van Adrianopel, waarbij levens bepaald werd, dat de Turken zich slechts te Belgrado mochten ophouden, terwijl S. aan de Porte eene jaarlijksche schatting zou betalen. Eene 1835 door vorst Milosj aan zijne onderdanen verleende constitutie, werd, op aandrijven van Oostenrijk en Rusland, door de Porte verworpen als te liberaal. Eene daarentegen bij hatli-sjerif van 1838 ingevoerde grondwet verschafte aan de oppositie in S. het middel, om vorst Milosj tot abdicatie te noodzaken (13 Mei 1839); zijn oudste zoon Milan volgde hem op, doch stierf reeds 7 Juli; toen kwam zijn jongste zoon (Michaêl) op den troon, deze werd verdreven 1842 (8 Sept.), en 15 Sept. werd Alexander, tweede zoon van Czerny George (Alexander Karageorgewitsj), op den troon geplaatst, doch op zijne beurt in 1857 weggejaagd,toen de grijze vorst Milosj Obrenowitsj weder als vorst van S. gekozen werd. Bij zijnen dood (26 Sept. 1860) werd hij weder opgevolgd door zijnen zoon Michael Obrenowitsj (onder den naam van Michael 111),en deze werd inJunt 1868 verraderlijk vermoord door huurlingen van Alexander Karageorgewitsj (zie blz. 124 dl. I); de familie Karageorgewitsj (d. i. van Czerny George) plukte echter geen voordeel van dien moord, want een neef van den vermoorde werd tot diens opvolger gekozen onder den naam van Milan IV.Vorsten van Servië.
Eerste koninkrijk.
Onzekerheid in de chronologie (630—923)
Tweede koninkrijk
Stephanus Boislaw 1039
Dabroslaw 1042
Bodin 1085
Bolcan 1090—1105
Derde koninkrijk.
1) Dynastie der Neemans
Tsjoedomil of Baksjin 1151
Stephanus I Neeman 1165
Stephanus II
Ventsjan 1195
Stephanus III
Neemanja 1224
Ladislas 1230
Stephanus IV (Oerosj of) Wrosj I 1237
Stephanus V Dragoetin Wrosj II 1272
Stephanus VI Miloetin Wrosj lil 1275
Stephanus VII (Oerosj of) Wrosj IV 1321
Stephanus VIII Doesjan 1333
Wrosj V 1356
2) Regeeringloosheid
Woekasjin 1367
Oeglitsja 1371
3) Dynastie der Brankowitsj
Lazarus I Brankowitsj 1371
Stephanus IX 1390 George 1427
Lazarus II 1458
Helena 1458—1459
Vorstendom Servië
Karageorgeof Czerny George 1804—1812
Milosj Obrenowitsj 1816
Michaêl 1839
Alexander Karageorgewitsj (eigenlijk Petrowitsj) 1842
Michaêl hersteld 1860
Milan 1868