eigentlijk Ruurd Ruurds, doch den naam van A. aangenomen hebbende naar zijne geboorteplaats, geb. 3 Januarij 1065 te Andalahuysen, eene buurt iu Friesland, gest. te Franeker 12 Sept. 1727, een zoon van eenvoudige boerenlieden), verloor zijne ouders op tienjarigen leeftijd, ontving eerst van den predikant zijner woonplaats onderrigt in het Latijn, waarna de grietman hem te Franeker liet studeren; en na ookdehoogescholen te Utrecht en Leyden bezocht te hebben, werd hij H Julij 1688 bevoegd tot het predikambt, en 1701 als professor in de wijsbegeerte aaugesteld aan de hoogeschool te Franeker, waar hij de laatste cartesiaansche wijsgeer is geweest. Hij was nederig van aard, goed voor zijnen evenmensch, maar een ijverig voorvechter van de regtzinnigheid in de leer der hervormde Kerk.
Zijne twistschriften waren dan ook vele, zooals tegen Leilmitz, Clericus, Deurhof!', Gulichius, enz.; en vooral tegen den predikant Bekker, tegen wien A. het bestaan en de inagt van den duivel, en al diens iumengzucht in de daden der nienschen, volgens de meest orthodoxe opvatting verdedigde met eene warmte eener betere zaak waardig, en waarover wij tegenwoordig medelijdend zouden moeten glimlagchen. De leer van Descartes was natuurlijk een gruwel in A.’s regtzinnige oogen.