(maarschalk), russisch veldheer, (uit een geslacht, dat 1743 tot den gravenstand verheven werd), voerde den eernaam Sadoenaislioi,d. i. Overschrijder van den Donau, en was geb. 1723.
Hij diende als generaal in den Zevenjarigen oorlog, en onderscheidde zich vooral bij het beleg van Colberg (1761). In 1769 werd hij als opperbevelhebber tegen de Turken uitgezonden, bevocht op eene groote lurksche overmacht twee schitterende overwinningen (1770), bemachtigde Ismatlow, Bender, Kilia, Akerman, Bruhilow, vervolgens Giurgewo (1771); na vruchlelooze onderhandelingen trok hij opnieuw den Oonau over, rukte voorwaarts tol Sjoemla (Schumla), waar de grootvizier zijn hooldkwartier had, en noodzaakte hem om den vrede te vragen, die 1774 te Koetsjoek-Kainardzji geteekend werd. Calharina 11 overlaadde hem met gunst- en eerbewijzen, benoemde hem lot stadhouder van Dkraine, riep hem vervolgens van dien post terug, om hem met grootvorst Paul naar Berlijn te zenden, en benoemde hem 1787 tot generaal der tweede armee, die tegen de Turken uitgezonden werd. Doch eindelijk de aanmatigingen van Potemkin moede, nam R. zijn ontslag, en stierf 1796.(Nicolai Pelrowilsj, graaf), zoon van den vorige, geb. 1734, onder Alexander I ministerv. koophandel, 18t)7—tl minister van buitenl. zaken en kanselier des rijks, een bestrijder van Engeland’s invloed, verliet deswege 1812 het staatstooneel, maakte zich echter ook toen nog hoogstverdienslelijk door het slichten van het naar hem genoemde museum, en stierf 1826. Met zijnen broeder (graaf Sergei R.), die onder Calharina II russisch gezant te Berlijn was, is 6 i'ebr. 1836 de grafelijke linie der familie R. uitgestorven.
