(Richard), engelsch geleerde, geb. omstr. 1700, gest. 1755, stichtte een anglo-saksischen leerstoel aan de uuiversileit van Oxford, aan welke hij bij testament al zijne manuscripten, zijn penningkabinet en zijne bibiiolheeklegateerde.
(Henry Creswicke), engelsch oudheidkenner, geb. 1810 te Chadlinglon in ‘t graafschap Oxford eerst majoor in de britscbe armee, reisde vervolgens als particulier in het Oosten, en werd 1844 britsch consul te Bagdad. Zijne nasporingen waren hoofdzakelijk gericht op de in Perzië, Babyloniê en Assyrië aanwezige oudheden; vooral verdienstelijk heeft hij zich gemaakt door het ontdekken en ontcijferen van oud-assyrische en Babylonische gedenkstukken van laai en schrift. Eene reeks desbetreffende verhandelingen gaf hij in het licht gezamenlijk met zjjnen broeder: R. (George), engelsch geestelijke, van wien wij bezitten The five great monarckics (3 dln. Londen 1861—63).