tweelingbroeder van Castor. Volgens de fabel had Jupiter (om de schoone Leda, vrouw van Tyndareüs, te kunnen verleiden) de gedaante aangenomen van een zwaan, en haar in die gedaante bezwangerd.
Dien ten gevolge bracht Leda twee eieren ter wereld; doch van een dier twee eieren was Tyndareüs de vader, en uit dit ei werden Castor en Clytemnestra geboren, die dus beiden sterfelijk waren. Uit het andere ei, waarvan Jupiter vader was, kwa-i men Helena en P. voort, die bijgevolg onsterfelijk w’aren. De twee broeders Castor en P. namen deel aan den tocht der Argonauten; en toen Castor in eenen twist door Lynceüs gedood was, verzocht P. aan Jupiter, dat aan Castor de onsterfelijkheid mocht worden verleend. Dit verzoek kon niet geheel en al ingewiliigd worden; maar de onsterfelijkheid werd nu lusschen de twee broeders verdeeld in dier voege, dat ze beurt om beurt zouden leven en sterven. Ze werden tot dat einde in sterren veranderd en aan den hemel geplaatst, waar ze het sterrenbeeld der Tweelingen vormen. Men weet, dat de twee sterren, die Castor en P. genoemd worden (zelfs in den Bijbel vermeld Hand. 28: 11) zich nooit te gelijk vertoonen, maar steeds de eene na de andere : dit beeft waarschijnlijk aanleiding gegeven tot bovenstaande fabel. De twee broeders werden beschouwd als beschermgoden derzeevarenden, en aangeroepen en vereerd onder den naam van Dioscuren, d. i.'Kinderen van Jupiter”.