een grieksch held, zoon van Pceas en Demonassa, was een vriend van Hercules, toog mede naar Troje, doch moest, door een slangenbeet gewond, op Lemnos achtergelaten worden waar hij 10 jaren bleef. Op de verklaring van den ziener Helenas, dat Troje niet zonder P. bemachtigd konde worden, werd P. eindelijk door Diomedes en Ulysses van Lemnos afgehaald, en bewerkte, doordien hij Paris doodde, den ondergang van Troje.
Volgens eene andere lezing had Hercules, toen hij stierf, zijne pijlen toevertrouwd aan zijnen vriend P„ die eenen eed had moeten doen, dat hij ze nooit aan iemand zou overleveren. Maar later, toen de Grieken niet bij machte bleken, om zonder de pijlen van Hercules het belegerde Troje te bemachtigen, liet P. zich door hunne dringende beden overhalen, en duidde hun, door met den voet op den grond te stampen, de plaats aan, waar de pijlen van Hercules verborgen lagen. Vervolgens ging hij scheep naar Troje. Doch onderweg viel een der pijlen op zijnen voet; en doordien ze vergiftigd waren, werd hij er gevaarlijk door gekwetst. Die wond zette zich tot eene verzwering, welke zulk eenen walgelijken reuk van zich gaf, dat men genoodzaakt was hem op het eiland Lemnos achter te laten. Eerst tien jaren later kwam men hem van daar afhalen, omdat men zijne pijlen noodig had, wilde men aan den oorlog een einde kunnen maken. Hij werd door Machaon en Podalirius genezen. Na zijnen terugkeer van Troje begaf hij zich naar Calabrië, waar hij de steden Petelia en Turium stichtte. De wederwaardigheden van P. hebben aan Sophocles stof geleverd voor een schoon treurspel, dat nagevolgd is door den franschen dichter Laharpe.