zoon van Hyrieus, was volgens de fabel te voorschijn gekomen uit de huid van eene vaars, die door zijnen vader aan de góden (Neptunus, Mercurius en Jupiter) geofferd werd. Hij was een geweldig jager; en zoo reusachtig groot, dat, al liep hij door de diepste plaatsen van de zee, zijn hoofd toch nog boven water bleef.
Hij had de vermetelheid Diana te braveeren ; of volgens anderen versmaadde hij de liefde dier godin. Om 0. te straffen, liet zij hem door een schorpioen steken; doch nauwlijks was hij dientengevolge gestorven, of zij was radeloos bedroefd over zijnen dood, en verkreeg van de góden, dat 0. met zijnen trouwen hond aan den sterrenhemel geplaatst werd, waar hij een der prachtigste sterrenbeelden (Orion) vormt, dat ook in het O. T. vermeld wordt (Job 9: 9; 38: 31; Amos 5: 8).