In algemeenen zin heeft men onder deze benaming te verstaan, al het bovennatuurlijke, dat vóór de invoering van het Christendom geloofd werd in het geheele Scandinavische Noorden. Doorgaans echter wordt die benaming in een beperkteren zin gebezigd, en beduidt zij in het bijzonder den geloofsvorm van Noorwegen en zijne koloniën.
Dat geloof staat in het nauwste verband met dat der overige germaansche volken. Het veelgodendom ontwikkelde zich in beide gelooven uit een driegodenstelsel, dat echter oorspronkelijk een zuiver monotheïsmus was geweest. Behalve de benaming Azen (Asen) voor de góden in het algemeen en Odin (Wodan) voorden oudsten en voornaamsten hunner, vinden wij bij al de germaansche (en dus ook bij de Scandinavische) volken dezelfde mythen aangaande het ontstaan en den ondergang der wereld, den wereldbouw, de onderwereld, en de bijzondere godheden (Nomen). Over het algemeen kent de N.-M. twaalf góden en twaalf godinnen, die, zooal niet de eenig-erkende, dan toch boven al de overige staan als de voornaamste. In de allereerste plaats Odin, vader der góden en oudste der Asen; dan : Thor, Baldur, Njord, Freyr, Tyr, Bragi, Heimdall, Hödur, Widar, Wale, Uller, Forsete. Bij deze góden komen als voornaamste godinnen : Frigga (de vrouw van Odin), Freya (de godin der liefde), Idnn, Eira, en Nanna (de vrouw van Baldur). Godinnen van minderen rang waren : Löfn, Siöfn en Var; en (als dienaressen van Freya) Gna, Hlyu, Fulla. Niet tot het geslacht der Asen behoorende, maar niettemin van grooten invloed op het lot der menschen, waren de Nornen.de Walkyren en de Fylgiën. Ook de zeegod zEgir en zijne vrouw Ran behoorden niet tot het geslacht der Asen. Evenzoo was Loki (het verdervende beginsel) eerst onder de Asen opgenomen, ofschoon hij optreedt als hun vijand. Van hem stamden af drie afschuwelijke monsters, nl.: Hel, door Odin naar Niflheim gebannen; de wolf Fenris; en de Midgardslang. Een der belangrijkste en diepzinnigste mythen is die betreffende den door Loki's boosheid teweeg gebrachten dood van Baldur, den bij de góden en bij de menschen meestbeminden god. Eene uitsluitende priestercaste bestond er niet (althans niet in den laatsten tijd), zoodat men ook geen eigenlijke alleen voor de priesterschap toegankelijke godsdienstige mysteriën in de N.-M. aantreft. Ter eere van de Asen bouwde men tempels, o. a. den hoofdtempel te Upsala (Upsal);men behing hunne afbeeldsels met kostelijke versierselen, en men offerde hun menschen en allerlei geschenken, en men riep hen aan om hulp en om inlichtingen betreffende de gebeurtenissen der toekomst. Het talrijkst waren de vereerders van den geduchten Thor. Diep ingeworteld bij het volk was ook de vereering van rivieren, bergen, hoornen en steenen, die men beschouwde als de personificatie van bovenmenschelijke wezens (bijv. de Elfen). Wat betreft den ethischen invloed der Asen-leer, vertoont zich het geheele leven als bestemd tot strijden en oorlogen. De dood werd voorgesteld onder 't beeld der in schitterende wapenrusting gedoste Walkyre;'t geloof aan Walhalla - den hemel voor de gesneuvelde helden - dreef de mannen onverschrokken naar het slagveld om erzonder vrees den dood te zoeken, terwijl de overtuiging van inviduëele onsterfelijkheid en toekomstige gemeenschappelijke samenwoning met de góden een gevoel van eigenwaarde schonk, waardoor de menschen teruggehouden werden van het kwaad.