vrouw van den mongoolschen keizer Geangir, was de dochter van een lartaarsch veldoverste, die van rang tot rang opgeklommen was tot de waardigheid van opperschatmeester van Akbar. In 1611 verheven tot sultane, oefende N. op haren keizerlijken echtgenoot den grootsten invloed uit, waarvan zij echter geen ander gebruik maakte dan ten algemeenen nutte.
Na den dood van Geangir, werd haar liet paleis van Lahore tot woonverblijf aangewezen, waar zij op 60-j. leeftijd stierf (1645). Haar praalgraf is een der schoonste gebouwen in Lahore. Naar men wil heeft N. de bereiding van rozen-essens uitgevonden.