bij de Grieken godinnen der wetenschappen en schoone kunsten, gemeenlijk (zooals bij, Homerus) de Zanggodinnen genoemd, aanvankelijk, drie in getal, dat later aangroeide tot negen, en zoo* het eerst vermeld door Hesiodns als dochters van Jupiter en van Mnemosyne, de godin van het geheugen. De namen dier negen M. zijn:
Clin (dp verkondigende), gesteld over de historie;
Thalia (de bloeiende), over het blijspel;
Melpomene (de zingende), over het treurspel;
Fato (de streelende), over de erotische poëzie en de elegie;
Caliiope (de met eene schoone stem begaafde), over het heldendicht ;
Urania (de bemelsche), over de sterrekunde;
Polyhymnia (de aan liederen rijke), over de welsprekendheid en de lierzangen;
Terpsichore (de dansende), over de danskunst; en
Euterpe (de opvrolijkende), over de muziek.
Apollo was voorzitter in de vergaderingen der M.; met hem bewoonden zij den Parnassus, den Pindus, den Helicon of hel gebergte Piërius. Aan de M.'gewijd «'aren: de Parnassus, de bronnen Castalia en Hippocrene, en het gevleugelde paard Pegasus. De M. waren maagden; ze werden afgebeeld jong en zedig. Identiek met de M. der Grieken waren de Camenen (Camenae) der Romeinen; die naam, afgeleid van cano, beteekent: de Zingenden.