Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Mehemed (Granada)

betekenis & definitie

naam van verscheidene koningen van Granada, nl.:

(Aboe-Abdallah), le koning van Granada, uit de dynastie der Nasserieden, diende eerst loffelijk onder de almohadische koningen van Spanje; na den val van die dynastie sloot M. zich aan Motawakkel aan, die meester van een gedeelte van Spanje was; doch tegen dezen nieuwen meester kwam bij 1232 in opstand, bemachtigde Jaën, Guadix, Lorca en Granada, vormde een onafhankelijk rijk, waarvan Granada de hoofdstad werd, en nam den titel van koning aan (1235). Minder gelukkig was hij tegen de Christenen ; hij zag zich genoodzaakt koning Ferdinand van Castiïië als leenheer te erkennen (1245) en schatting aan dezen op te brengen. Hij stierf 1273; door hem werd de Alhambra gesticht.

II, bijgenaamd Al-Fakih, zoon van den vorige en 1273 diens opvolger als koning van Granada, regeerde 30 jaren even roemrijk als voorspoedig (tot 1302). Hij verijdelde menige samenzwering, en maakte zich bij velen bemind door zijne innemende manieren, deed den koophandel bloeien, bevocht 1275 eene schitterende overwinning op Alfons X, en vergrootte zijn rijk ten koste van de Christenen. Zelf een gelukkig beoefenaar van de dichtkunde en de uiterlijke welsprekendheid, was hij een beschermer van wetenschap, letteren en kunst.

III, genaamd Al-Amasch, 3e koning van Granada, zoon van den vorige, volgde hem op in 1302. Hij maakte zich (1306) meester van Ceuta in het koninkrijk Fez, doch was niet in staat het hoofd te bieden aan de koningen van Castiïië en Aragonië, en kocht den vrede door zich eenige opofferingen te getroosten. Het sluiten van dit verdrag met christenvorsten werd als hefboom gebezigd, om eenen opstand tegen M. te verwekken, die van den troon werd gestooten, om dien te zien beklimmen door zijnen broeder Nasser (1314), op wiens bevel bij kort daarna ter dood werd gebracht.

IV, de 6e koning vanGranada, zoon en opvolger van Ismaêl-ben-Feragh was 12 jaren oud toen hij in 1321, na den gewelddadigen dood zijns vaders, als koning uitgeroepen werd. Het begin van zijne regeering werd verontrust door binnenlandsche onlusten; en daarvan trokken de Castilianen partij om hem aan te vallen, en brachten hem twee gevoelige nederlagen toe. Doch het duurde niet lang, of hij herstelde de geledene verliezen, en ontweldigde aan de Christenen verscheidene plaatsen. Hij stierf vermoord 1334.— M. V (Aboel-Walid), 8e koning van Granada sedert 1354, werd 1360 van den troon gestooten door zijne broeders Soliman cn Ismaël, doch 1362 in zijn gezag hersteld door Peter den Wreede. Erkentelijk daarvoor, bleef M. altijd de bondgenoot van den koning van Castiïië, en verleende hem krachtdadigen bijstand in zijne oorlogen tegen Peter van Aragonië en Hendrik van Traslamara. Hij stierf 1379.

VI, volgde 1379 zijnen vader Mehemed V op als koning van Granada, en stierf 1392, na eene vreedzame regeering.

VII, bijgenaamd El-Aïcar (d. i. de Linksche), koning van Granada sedert 1423, regeerde als een dwingeland, en werd 1427 door zijnen neef Mehemed-el-Soghatr van den troon gestooten, twee jaren later in zijn gezag hersteld door den koning van Castiïië, opnieuw onttroond omdat hij weigerde schatting te betalen aan zijnen beschermheer, nogmaals als koning uitgeroepen 1432, en eindelijk voor goed van zijne kroon beroofd 1445 door zijnen neef Mehemed-el-Aradi, die op zijne beurt van den troon werd gestooten door eene nieuwe omwenteling 1454.

< >