(graaf), russisch kavallerie-generaal en betman der Donsche kozakken, geb. 1751, gest. 1818, nam deel aan de russische veldtochten togen Turkije in het laatst der 18e eeuw, werd 1801 hetman der gansche Donsche armee, diende 1806 en 1807 tegen de Franschen, tegen wie hij zich ook in 1812 onderscheidde; wel leed hij aanvankelijk eenige nederlagen (vooral bij Grodno), doch bij den terugtocht der Franschen deed hij hun onberekenbaar veel afbreuk, en werd voor zijne goede diensten verheven lot den gravenstand. Ook in 1813, 14 en 15 onderscheidde hij zich herhaalde malen.
Hij had zijnen naam vooral geducht gemaakt, doordien hij aan zijne kozakken on voorwaardelijke vrijheid had gegeven om te plunderen.