(kust van), bij de inlanders genoemd Malayamara (d. i. bergland), iandschapin hetbritsch O. I. presidentschap Madras, bevat het zuidelijk gedeelte der westkust van Decan, is 780 vierk. mijlen groot, en heeft omstr. 3 millioen bewoners.
Buiten de mahomed. Maplahs en ongeveer 150,000 Christenen, bestaat de kern der bevolking uit de Malayala of Malabaren, een volk van den dravidischen stam, dat eene eigene taal (het Malayalma of Malayalam) met eene eigene letterkunde heeft, het Brahmanismus belijdt, doch zoowel in zijne maatschappelijke als kerkelijke instellingen veel eigenaardigs heeft. De kust van M. splitst zich in de koninkrijken Calicut, Travancore en Cocbin, van welke drie het eerste onmiddellijk onder britsch gezag staat, terwijl de beide andere geregeerd worden door schatplichtige radzjaas; het britsche district M. met de hoofdstad Calicnt is 286 vierk. mijlen groot, met eene bevolking van 1,515,000 zielen. Op de kust van M. landde Vasco de Gama (1498) en maakten de Portugeezen hunne eerste veroveringen. De Franschen bezitten er Mahé. Lang hebben de bergvolkeren wederstand geboden aan de verovering, en de oude zeden der Hindoes behouden. De eerste, die het land onderwierp, was Haider-Ali (1766). De Nairs, geholpen door de Engelschen, ontweldigden het in 1790 aan TippoeSaïb, doch het duurde niet lang of de Engelschen bleven er meester alleen; lang waren al hunne pogingen vruchteloos om er een einde te maken aan het barbaarsche gebruik, dat aan iedere weduwe de verplichting oplegde zich levend te laten verbranden met het lijk van den gestorvenen man.