lat. Lugdunum, hoofdplaats van het fransebe dept.
Rhône, na Parijs de voornaamste stad van Frankrijk, aan de vereeniging van de Rhône en de Saône, staat door spoorwegen in gemeenschap met St.-Etienne, Parijs en Marseille, en heeft, met inbegrip van zijne groote voorsteden, eene bevolking van 320,000 zielen. Gesticht of vergroot omstr. 41 v. Chr. door L. Munatius Plancus, gaf L. zijn naam aan geheel Celtisch Gallië (zie LUGDUNENSIS). In éénen nacht door een verschrikkelijken brand verwoest (anno 59), werd L. door Nero herbouwd ; en door Trajanus verfraaid, schitterde L. onder de Romeinen door zijne scholen van welsprekendheid, doch werd onder keizer Severus (197 na Chr.) nogmaals door eenen feilen brand geteisterd. In de 5e eeuw was L., onder de zonen van Gundioc, de hoofdstad van een der afgescheidene gedeelten van het verbrokkelde koninkrijk Burgundië; maar de voorspoed van L. dagteekent vooral sedert de Heen 12e eeuw, na de vereeniging van het koninkrijk der Beide Burgundiên met het Keizerrijk. Toen werd L. nagenoeg eene vrijë stad, ofschoon de heeren van Lyonnais en de aartsbisschoppen van Lyon er altijd nog (in naam) meester waren van het hoogste gezag. Om zich geheel en al aan die souvereiniteit te onttrekken, stelde L. zich onder bescherming van Filips den Schoone, die de stad bij Frankrijk iulijfde (1307). Deze koning verhief de heerlijkheid L. tot een graafschap, en liet dat na aan den aartsbisschop van het kapittel van St.-Jan. In 1793 telde L. ruim200,000 inw., toen het in opstand kwam tegen de Conventie; het had toen een verschrikkelijk beleg te doorstaan, waarvan de bijna geheele ondergang der stad het gevolg was; daarna werd L. ontvolkt door de commissarissen der Conventie: Collot-d’Herbois,Couthon, Fouché; tot zelfs de naam van L. werd uilgewiscbt en vervangen door dien van Commune-Affranchie. Onder het eerste keizerrijk echter beurde L. zich weder op; maar de opstanden der werklieden, die plaats hadden in 1831,1834,1848,1849,en deoverstrooming van 1840, hebben aan de stad telkens een gevoeligen knak gegeven ; bovendien hebben de zijde-fabrieken, die sedert het begin der 19e eeuw in Zwitserland, Duitschland en Italië opgericht zijn, aan L. verscheidene belangrijke kanalen van goederen-omzet ontnomen. De Kerk van L. was een der bloeiendste van geheel Gallië. Zij werd gesticht door St.-Pothimus en St.-Ireneüs. Verscheidene conciliën werden te L. gehouden, inzonderheid twee oecumenische (1245 en 1274) ; op het laatste werd gehandeld over de hervorming van de geestelijkheid en over de vereeniging van de Grieksche met de Latijnsche kerk. In het beroemde kapittel van L. werden niet anders opgenomen dan personen van adel, en de leden voerden den titel van «graven van Lyon". Ook is de stad vermaard als geboorteplaats van drie keizers (Clandius, Caracalla en Geta), wijders van Sidonius Apoilinaris, Louise Labé, Ph. Delorme, Coustou, Coysevox, Audran, Spon, Terrasson, Monlucla, Sonnerat, de gebroeders Jussieu, C. Jordan, de Gérando, J. B. Say, Jacquart, de majoor Martin, Suchet, enz.