(hertog), geb. 1692 te Versailles, gest. 1740, werd benoemd tot hoofd van den raad van regentschap gedurende de minderjarigheid van Lodewijk XV, en werd eerste minister hij den dood van den hertog van Orléans (1723). Te veel het vermaak najagende, bemoeide hij zich weinig met het regeringsbeleid en liet dal geheel over aan zijne maitresse, de markiezin de Prie, en aan den financier Pàris-Duverney.
Kardinaal Fleury trok partij van het algemeene misnoegen, ontnam B. de ministeriële portefeuille, en liet hem door den jongen koning naar Chantilly bannen (1726). Men kende hem onder den naam van "mijnheer den hertog (Monsieur le Duc).