Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Korah

betekenis & definitie

1) zoon van den leviet Jezear, bekend door zijn verzet tegen Mozes, ten gevolge waarvan hij met zijne medestanders, Dalban en Abiram, levend door de opensplijtende aarde werd verzwolgen. Aan zijne afstammelingen (deKnrahiclen), tot de tempeldienst geordende zangers, worden 11 der schoonste psalmen toegeschreven; bij wordt vermeld Exod. 6 ; Num. 16, 26 en 27; i Chron. 6 en 9; Judas zendbr. vs. 11; buitendien vindt men de Korahieten ook nog vermeld I Chron. 12 en 26; II Chron. 20.

2) zoon van EzaujGen. 36: 5, 14, 18; I Chron. 1; 35.
3) kleinzoon van Ezau; Gen. 36; 16
4) een man uit den stam Juda; I Chron. 2; 43.

< >