Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Kniphausen

betekenis & definitie

heerlijkheid in het groothertogdom Oidenburg, ruim | vierk. mijl groot, met 3200 bewoners (hoofdplaats hel dorpje K. met 50 inw. en kasteel), vormde vroeger met de heerlijkheid Varel een grafelijk aldenburgsch fidei-commis, dat in de 18e eeuw door huwelijk van de erfdochter van den laatsten graaf van Aldenbtirg overging aan de engelsche linie van het geslacht Bentiuck. De heerlijkheid K. was het kleinste onafhankelijke rijkje, dat deel uitmaakle van het (1806 teniet gegane) heilige Roomsche rijk.

In 1806 werd K. aan de kroon van Holland getrokken, en met het dept. OostFriesland vereenigd; in 1810 bij het fransche keizerrijk ingelijfd, maakte het deel uit van het dept. der Ooster-F,ems. In 1813 werd het door den groothertog van Oidenburg bij diens rijk ingelijfd, waartegen echter geprotesteerd werd door graaf Benlinck, aan wien het 1826 werd teruggegeven; de kwestie der al of niet onafhankelijkheid bleef echter nog 30 jaren lang een punt van rechtsgeschil, totdat graaf Bentinck 1856 tegen schadeloosstelling zijne rechten op K. afstond aan den groothertog van Oidenburg.

< >