(Hamdan, genaamd), stichter van eene musulmansche secte, leefde in de 9e eeuw. Hij bestreed de leerstellige punten van den Islam, predikte gemeenschap van goederen, alsook van vrouwen, verwierp alle openbaring, vasten, bidden en aalmoezen-geven, en gaf in zijne leer den vrijen teugel aan de hartstochten.
Hij stierf omstr. 900, naar men wil als slachtoffer der wraak van een opperhoofd der Ismaélieten, met wien hij in oorlog was geraakt. Hij zetelde in bet noordoosten van Arabie, aan de grenzen van Mesopotamie, in eene sterkte, die hij Dar-al-Hedzjra noemde, en begon zijne leer te verbreiden in de omstreken van Koefah. Zijne opvolgers breidden zijne veroveringen uit; een hunner, Aboe-Taher, maakte zich meester van Bassora (923), van Koefah (924), en onderwierp het gansche land tot aan Perzie. Deze sectaris noemde zich K. naar zijne geboorteplaats Karmath i, nabij Koefah. Het gewijde schrift zijner secte was eene veel met het Koefisch overeenkomende soort van Arab. letterschrift, en heet Karmathisch letterschrift.