of Kabul, eigenlijk Kabal, de oude Cophes (zie dat art.), een der groote rivieren in Azië, die zich in den Indus ontlasten, doorstroomt de provincie of het koningrijk K. of Kabulistan, zijnde het noordelijk en noordoostelijk gedeelte van Afghanistan, van welk land reeds melding in het O. T. wordt gemaakt (Jozua 19: 27; I Kon. 9: 13).
De geschiedenis van K. is grootendeels ineengeweven met die van Afghanistan (zie dat art.); van beide namen bedient men zich onverschillig, wanneer men bedoelt het rijk, dat zich na den dood van NadirSchach in 1747 vormde, en dat achtereenvolgend geregeerd werd door Achmed-Khan (1747—1773), Timoer-Schach, zoon van Achmcd (1773—1792), Zehman-Schach, zoon van Timoer (1792—1802), Mahmoed-Schach (1802—1818). De laatste koningen zagen hunne macht ondermijnen door aanhoudende twisten met de leden van hun eigen geslacht, en door gedurige opstanden van de onder ben staande landvoogden der provinciën; eindelijk werd K. overweldigd door Rundzjet-Smg, vervolgens (1839—42) door de Engelschen, die er zich echter niet staande hebben kunnen houden. De hoofdstad K. aan de rivier K., ligt 40 mijlen benoordoosten Kandahar, is eene versterkte stad (met de citadel, genaamd Bala-Hissar), heeft 60.000 inw., en is de residentie van den koning of inlandschen vorst. Reeds sedert de 7e eeuw was K. de residentie van eenen Hindoe-vorst; keizer Baboer (gest. 1530) had K. verheven tot hoofdstad van het door hem gestichte Mongoolsche rijk in Indië; door Nadir-Schach werd K. 1739 ingenomen en geplunderd ; door TimoerSchach werd K. 1774 verheven tot hoofdstad van geheet Afghanistan; door de Engelschen is K. verwoest in 1842.