een gallisch edelman, geboren in het land der Lingonen (thans land van Langres), nam den titel van cesar,aan in T begin der regeering van Vespasianus. Om de vervolging van den overwinnaar te ontgaan, verschool hij zich ineen gewelf onder den grond, onder eene buitenplaats, en liet uitstrooien dat hij dood was.
Zijne vrouw Epopina, die niet in het geheim was, was troosteloos, totdat haar man haar deed weten waar hij zich schuil hield. Zij ging hem opzoeken, en bracht later in dat onderaardsche bol twee kinderen te gelijk ter wereld. Negen jaren lang bleef S.’s schuilplaats onopgespoord; doch door de drukke bezoeken van zijne vrouw werd die eindelijk ontdekt. Hij werd gevat, in ketenen geklonken, en naar Rome opgezonden met zijne vrouw en twee kinderen. Tevergeefs trachtte Epopina het hart van Vespasianus te vermurwen, door zich aan zijne voelen te werpen, en hem op de twee kinderen te wijzen, die zij onder den grond gebaard had; de keizer had de wreedheid de twee kleinen te gelijk met S. zelven ter dood te laten brengen.