1) het Juliacum der ouden, het hoil. Gulik, fr.
Juliers, stad in Rijnpruisen, 6 uren gaans benoordoosten Aken, bij de Roer; 5200 inw. (behalve het garnizoen); zeer oude stad en eertijds residentie der graven van J.; werd in den JuiichSchen successie-oorlog ingenomen door prins Maurils van Nassau (1610); doch 1622 bemachtigd door de Spanjaarden, die meester van J. bleven tot 1659. In 1794 werd J. door de Franschen in bezit genomen, en vervolgens hij Frankrijkingelijfd.doch 1814 aan Pruisen afgestaan; 1860 zijn de vestingwerken van J. geslecht.2) (voorm.hertogdom), Juliacensis ducatus, was een landschap op den linkeroever van den Rijn, ter grootte van 75 vierk. mijlen, grensde ten N. aan Geire en het land van Cleve, ten VV. aan 't land van Cleve, ten Z.W. aan 't hertogdom Limburg, ten O. aan t keurvorstendom Keulen, en werddoorstroomd door de Roer; onder het fransche keizerrijk maakte dit hertogdom deel uit van het departement der Roer, tegenw. behoort het zoo goed als geheel tot de pruisische Rijnprovincie; slechts een klein gedeelte is bij uederl. Limburg gevoegd, nl. ongeveer het tegenwoordige kanton Sitlard. De voornaamste steden in het hertogdom J. waren: Aken, Duren, Aldenhoven, Zulpich, Dalen, enz. In de 12e eeuw een erfelijk graafschap geworden ten behoeve van Wilhelm I, had er bij den dood (1247) van den vierden graaf (Gerard II) eene deeling plaats; de oudste zoon behield voor zich en zijne afstammelingen den titel van graven van /.; de graven der jongere linie noemden zich voortaon graven van Berg. Onder de graven van J. onderscheidde zich vooral Wilhelm V, die 1357 door keizer Karel IV tot hertog van J. werd verheven, terwijl hij als erfgenaam van zijne moeder tevens hertog van Geire werd. Reeds in 1423 werden de beide hertogdommen weder gescheiden; het hertogdom J. kwam aan Adolf, graaf van Berg, zoodat het graafschap Berg er mede vereenigd was, toen 1511 de mannelijke stam uitstierf met Wilhelm VIII, en door zijne dochter Maria, die sedert 1503 gehuwd was met Jan III, hertog van Cleve, aan het hertogdom Cleve werd getrokken, in weerwil dat daartegen geprotesteerd werd door de Alberlinische linie in Saksen, die aanspraak op J. wilde doen gelden. En toen 1609 de dynastie van Cleve uitstierf, nam de zoogenaamde Jülichsche successie-oorlog eenen aanvang, die eerst 1666 eindigde met eene minnelijke schikking. Later kwam J. aan de keurhessische linie, doch moest krachtens den vrede van Luneville 1801 aan Frankrijk afgestaan worden; bij het Weener congres 1814 werd J. aan Pruisen toegewezeu; aanvankelijk werd daarvan gevormd eene provincie Julich-Cleve-Berg, welke prov. evenwel later bij de Rijnprovincie is gevoegd.