(graaf), geb. 1737 te Halte, waar zijn vader predikant was, studeerde geneeskunde, zette zich als geneesheer teAltona neder, waar z(jn vader sedert 1759 gevestigd was, werd 1768 lijfarts van koning Christiaan VII van Denemarken en weldra diens gunsteling. Nadat de koning tot verstandsverbijstering was vervallen, werd S. kabinets-secrelaris der jonge koningin (zie CAROLINA MATHILDA).
Na des konings dood (1770) werd de invloed van S. alvermogend; hij verwijderde Bernstorff, liet den raad van State opheffen, en werd 1771 tot minister benoemd en tot graaf verheven. Hij sloeg met kracht de hand aan bet invoeren van vele hervormingen, doch had weldra den ganschen adel tegen zich, die het des konings stiefmoeder, Juliane Maria, mogelijk maakte eenen stouten staatsgreep ten uitvoer te brengen: S. werd in hechtenis genomen, en ofschoon men hem van geen enkel misdrijf overtuigen kon, werd hij 28 April 1772 onthoofd.