een groningsch edelman, ging na zijns vaders dood lot de Hervormde kerkleer over, ten einde meer kans te hebben op het bekomeu van ambten, en trad 13 Juli 1704 in den echt met Alida Scheltingwou, met wie ■ hij eenigen tijd op zijn buitengoed Engelenburg onder Englum woonde. Reeds in 1715 ging hij als buitengewoon gezant naar Spanje, verkreeg weldra op zijn verzoek den titel van ambassadeur.
In 1716 teruggeroepen, liet hij zijn gezin te Madrid, keerde reeds spoedig ambteloos weder derwaarts, omhelsde er openlijk de leer der Roomsche Kerk, werd vervolgens spaansch gezant te Weenen, verheven tot hertog en grande van Spanje, en weldra het hoofd en de ziel van het spaansche bewind. Door zijn hoogmoed ten vai gebracht en te Segovia in hechtenis, had hij zijne ontvluchting te danken aan de hulp van eene spaansche dame, met wie hij de wijk nam naar Holland; doch hier niet best ontvangen, ging hij na3r Marocco, liet zich daar besnijden en in de Mahnmedaansche Kerk opnemen, werd de begunstigde minnaar der keizerin-moeder, en benoemd tot eersten minister en opperbevelhebber der krijgsmacht. Na haren dood genoodzaakt te vluchten, nam hij de wijk naar Tetuan, werd daar schapenkoopman, en stierf er 7 Oct. 1737.