Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Java

betekenis & definitie

vroeger veelal Grool-Juva, om het te onderscheiden van Rail (dat Klein-Java genoemd werd), wellicht het Jabadice van Plolemeus, een der Soendaeilanden, waarvan het, op Sumalra na, het grootste is, strekt zich van het O. naar het W. uit over eene lengte van 140 mijlen, bij eene gemiddelde breedte van 20 mijlen, en heeft in het geheel eene grondsoppervlakte van 2,347 vierk. mijlen (met inbegrip van Madurn, dat administratief onder J. behoort, ruim 2444 vierk. mijlen). Het eiland J. wordt omspoeld als volgt: ten N. door de Zee van Java; ten N, O. door de straat van Madura, waardoor het van Madura gescheiden wordt; ten O. door de straat Rali, die J. van Bali scheidt; ten Z. door de Indische Zee; ten W. door de straat Soenda, waardoor het gescheiden is van Sumatra.

De gedaante van J. is een langwerpig-vierkant vlak, met talrijke baaien en zeeboezems langs de kasten. Rijk is J. aan bergen, waaronder een aantal vuurspuwende, van welke er 28 nog steeds werkzaam zijn: voor het overige zijn de bergen meerendeels met dichte tropische bosschen begroeid; de hoogste bergen van J. zijn de Smeroe (omstr. 12,000 rijnl. vt.),eu de Slamat (11,000 vt.) in Tagal. Van de groole menigte bergen stroomen eene ontelbare menigte rivieren, waaronder de Solo en de Brantes de voornaamste zijn; en alles werkt samen om den grond van J. tot een der vruchtbaarste van de gansche aarde te maken. De bevolking van J. (met inbegrip van Madura) bedroeg 31 Dec. 1859 het officieele cijfer van 12,324,095 zielen, waaronder 20,776 Europeanen, 145,162 Chineezen, en omstr. 25,000 Arabieren. (In het ofliciéele verslag van 1858 bedroeg de bevolking slechts 11,943,019 zielen). Op J. bestaan twee groote inheemsche volksstammen,nl.de Soendaneezen (die het westelijk) en de Javanen (die het middelste en het oostelijk gedeelte van J. in bezit hebben); in het zuiden van Bantam heeft men nog den volksstam der Badoewies (zie BADOEIENEN), die van de gewone Soendaneezen eenigszins afwijken, doch dit verschil schijnt hoofdzakelijk in de godsdienst te bestaan, daar de Badoewies trouw zijn gebleven aan het voorheen op J. heerschend geweest zijnde Boeddhismus, terwijl thans de heerschende godsdienst het Islamismus is, dat in de 15e eeuw op J. is ingevoerd. De heilige taal is het Kami; voor het overige zijn de heerschende talen het Javaansch en het Soendaasch (zie MALEISCHE TAAL). Nog slechts een klein gedeelte van J. staat onder inlandsche vorsten (den soesoenan van Soerakarta en den sultan van Djokdjokarta); voor het overige staat geheel J. onder het nederlandsch gezag, dat vertegenwoordigd wordt door eenen gouverneur-generaal over geheel Nederlandsch Indie, die zijne residentie heeft in de hoofdstad Batavia, en aan wien ook de inlandsche vorsten onderhoorig zijn. Volgens de oude beschrijvingen werd J. gesplitst in een westelijk gedeelte (Soenda of Sunda) en een oosteiijk gedeelte (Java). Wanneer men dan ook te Batavia van J. spreekt, wordt daaronder nooit verstaan dat gedeelte, dat ten westen van de Lassarie ligt, zooals Bantam, Jacatra, enz. maar slechts het gedeelte, dat beoosten de rivier ligt; en dit gedeelte wordt ook bedoeld wanneer er gesproken wordt van het eigenlijke Java. Tegenwoordig wordt het eiland J. gemeenlijk in 3 gedeelten gesplitst, nl.: Westelijk-J., Middel-J. en Oostelijk-J. (waarvan de beide eerste het zooeven bedoelde eigenlijke J. vormen). Administratief is J. ingedeeld in 21 residentién en 4 adsistent-residentiën met de onder-indeeiing in regentschappen. Aanvangende aan de westzijde, en gaande naar het oosten, volgt hier eene tabel dier indeeling,waarbij wij slechts in staat zijn de bevolking van 1858 (zie hierboven) op te geven, hetgeen echter voldoende is, om over de bevolktheid van al de residentién enads.-res. een vergelijkend overzicht te hebben:Residentién Zielental in 1858. Indeeling.

(*adsist.-resid.)

1. Bantam 532,786 regentschappen Serang, Pandeglang, Tjiringin, Lebak; en district Tanara.
2. Batavia 456,907 district

der stad en voorsteden; Bataviasche Ommelanden; de Duizend-eilanden (eill. in

de baai van Batavia)

*1. Buitenzorg 329,368 regentschap Buitenzorg.
*2. Krawang 157,648 regentschap

Krawang.

3. Preanger Regentschappen 817,053 regentschappen

Tjandoer, Bandong, Soemedang, Soekapoera, Limbangan.

4. Cheribon 867,718 reg. Cheribon, Indramajoe, Galoe, Madjalengka, Koeningan.
5. Tagal 392,581 reg. Tagal, Pamalang, en Brebes.
6. Banjoemas 436,174 reg. Banjoemas, Poerwokerto, Poerbolingo, Bandjarnegara, Tjilatjap.
7. Pekalongan 273,032 reg. Pekalongan, Batang.
8. Bagelen 691,455 reg. Poerworedjo, Koetoardjo, Keboemen, Karanganjar, Ambal, Ledok.
9. Kadoe 457,833 reg. Magelan, Temangoong.
10. Samarang 908,987 reg. Samarang, Salatiga, Demak, Grobogan, Kendal.
11. Japara (Djapara) 509,306 reg. Pattie, Japara, Koedoes, Djawana (met de Krimon-Djawa-eilanden).

"3. Patjitan 104,95 reg. Patjitan.

12. Madioen 377,51 reg. Madioen, Magetan, Ngawie, Poerwodadie, Ponorogo, Soemorotto.
13. Rembang 652,589 reg. Rembang, Toeban, Bodjonegoro, Blora.
14. Soerabaja 1,132,274 reg. Soerabaja, Sidoeardjo, Modjo Kerto, Grissee, Sidajoe, Lamongan, Bawean (het eiland)
15. Kediri 326,655 reg. Kediri, Berbek, Ngrowo, Trengalek, Blitar.
16. Pasoeroewan 445,171 reg. Pasoeroewan, Malang, Bangil.
17. Probolinggo 297,674 reg. Probolinggo.
18. Bezoeki 281,826 reg. Bezoeki, Panaroekan, Bondowosso.
*4. Banjoewangi 38,249 reg. Banjoewangi.

De 2 Vorstenlanden:

19. Soerakarta 691,631 elk onder een eigen vorst; beide vorsten zijn leenmannen van ’t Nederl. gouvernement, zielen op Java (1858).
20. Djokdjokarta 344,255

Totaal 11,523,632

21. Madura ('t eiland) dat vroeger tot de resid.

Soerabaja behoorde 419,387 sedert 1857 eene afzonderlijke residentie, ingedeeld in de reg. Pamakassan, Madura, Sumanap.

Totaal 11,943,019

zielen op Java en Madura (1858)

Reeds in de hooge oudheid ontving J. uit Indië zijne eerste beschaving, en werd er de godsdienst van Brahma ingevoerd, terwijl op het eiland eene menigte inlandsche rijkjes bestonden, die van lieverlede minder in getal werden, totdat ze zich eindelijk allen opgelost hadden in het bloeiende rijk van Madzjapahit, dat ten ouder ging in 1405, toen J. veroverd werd door de Arabieren, die er den Islam invoerden, en de rijken Bantam en Mataram stichtten. Ruim eene eeuw later kwamen de Portugeezen zich op de Oost-Indisclie eilanden vertoonen. In 4510 bezocht Albuquerque voor het eerst Sumatra, 1544 veroverde hij de stad Malnkka, en middelerwijl had hij door zekeren Moor, met name Nacoda Ismaêl, die met een schip handel dreef, reeds den weg laten banen naar J„ waarheen hij nu Antonio de Abrew afzond met drie schepen, die op J. binnenliepen in de haven van Agazai (vermoedelijk het tegenwoordige Grissee), en vervolgens ook de eilanden Amboina, Banda, enz. in den Molukschen archipel bezochten. Op de terugreis van de Molukken verloor Nacoda Ismael zijn schip nabij Toebag op de kust van J., doch de lading werd geborgen ; en om die lading af te halen zond de portugeesche gouverneur van Malakka 4 schepen af (1513), die verscheidene havens op J. aandeden, en overal goed werden ontvangen. Van dat tijdstip af namen de Portugeezen van Malakka naar de Molukken steeds hunnen koers door de straat van Seban, en deden dan gemeenlijk ook eenige havens op J. aan. De rijke voordeelen, die de Portugeezen uit de eilanden in O. I. trokken, wekten den naijver der Hollanders op, en aan Cornelis Houtman (zie HOUTMAN) komt de eer toe, ons den weg te hebben gebaand naar onze kostelijke oostindische bezittingen: 23 Juni 1596 zetteden de Nederlanders voor het eerst voet aan wal op J., te Banlam; meer tochten volgden, en 1610 kwam de eerste nederlandscheopperlandvoogd, Pieter Both, te Bantam aan. Hij vond daar echter de gesteldheid niet gunstig genoeg om er eene factorij te vestigen, lot welk einde hij naar Jacatra vertrok, waar hij eene duurzame nederzetting stichtte, die 4 Maart 1620 den naam ontving van Batavia, en van toen af de hoofdplaats werd van al de nederlandsche bezittingen in O. 1. Nagenoeg onafgebroken hebben de Nederlanders oorlog gevoerd met de inlandsche vorsten op J„ totdat ze nagenoeg het geheele eiland onder hun gezag gebracht hadden. Toen Nederland echter in 1811 een wingewest van Frankrijk werd, vaardigde de britsche gouverneur-generakl van Bengalen, lord Minto, 11 Sept. van dat jaar eene proclamatie uit, waarbij J. verklaard werd voortaan onder het oppergezag van Groot-Britannié te staan, en zes dagen later (17 Sept.) volgde de capitulatie, waarbij J. en alle onderhoorige bezittingen in handen der Engelschen kwamen, die er meester van gebleven zijn tot 19 Aug. 1816, toen al de nederlandsche bezittingen in den 0.1. archipel, krachtens het vredestractaat van Parijs, aan de Nederlanden teruggegeven werden. In 1824 werd J. het tooneel vaneenen dreigenden opstand tegen het nederlandsch gezag, die slechts na 5 jaren hardnekkig oorlogens gedempt werd na de gevangenneming 28 Maart 1830 van Diepo Negoro (zie dat art.), die de ziel van den opstand was geweest.

< >