(van het grieksche hyein, regenen), dochters van Atlas, koning van Mauritanië, en van /Ethra of van Pleone, waren zoo bedroefd over het verlies van haren broeder Hyas, die op de jacht gedood was, dat zij zich doodweeuden, en door de góden uit medelijden als nimfen in den hemel opgenomen en onder de sterren geplaatst werden. Ze vormen eene groep aan den kop van het sterrebeeld de Stier, in den vorm eener V; het opgaan van die groep met de zon kenmerkte bij de Grieken het begin van den regentijd; vandaar de benaming H., d. i.
Regensterren. Als vader der H. wordt ook Camillus genoemd, ook wel Oceanus; en men plaatst de H. op het eiland Naxos, te Dodona, of op den berg Nysa. Bij Hesiodus worden 5 H. genoemd (Phsesyle, Coronis, Clenia, Phseo en Eudore). Veelal echter telt men 7 H. Van de overige namen, waaronder H. vermeld worden, noemen wij nog; Adraste, Althéa (Amalthea), Ambrosia; ook Dione, die te Dodona als vrouw van Jupiter vereerd werd, was eene Hyas (zie HYAS).
