naam van een aantal Musuimannen, die zich beroemd gemaakt hebben; de voornaamste zijn;
H., zoon van Ali en Mahomed’s dochter Fatime, werd na den dood (669 na Chr.) van zijn ouderen broeder (zie HASSAN) door de Sjyieten beschouwd als de imam of wettige hoogepriester der godsdienst. Hij leefde in vrede te Mekka, toen hij, na den dood van Moaviah (680) door de inwoners van Koefa uitgenoodigd werd om naar die stad te komen, waar men hem als kalif wenschte te begroeten; op die uitnoodigmg begaf hij zich derwaarts, vergezeld van eene lijfwacht, die slechts uit een honderdtal gewapendeii bestond; doch onderweg werd hij gevangen genomen en ter dood gebracht door de troepen van Yesid, den zoon van Moaviah, die zich als kalif had laten uitruepeu. Hij eindigde zijn leven op eenigen afstand zuidwestelijk van Bagdad, in de vlakten nabij Kerbelah, ter plaatse die naderhand Medzjed-Hussein of Graf van H. genoemd is, en die door de Sjyieten als eene heilige plaats beschouwd en veel door hunne vrome bedevaartgangers bezocht wordt. De dag van H.'s dood wordt jaarlijks door de Sjyieten kerkelijk gevierd als een ongeluksdag (lOOctober).
H.-Behader (Abul-Gazi), laatste sultan van Perzie, afstammende van Tamerlan, geb. 1438 te Herat, was aanvankelijk zonder erfland, doch wist zich eeiien machtigen aanhang te verschaffen, maakte zich vervolgens van Asterabad meester, deed zich 1459 erkennen als koning van Mazanderan, deed eenen inval in Khorassan, bemachtigde Balkh, toen Herat (1470), en vormde zoodoende in het oosten van Perzié een rijk, dat lang onder zijne regeering bloeide. Hij was 68 jaren oud toen hij 1506 stierf, na 40 jaren geregeerd te hebben. Deze vorst had tot vizier Al-Sjir, die veel bijdroeg tot den roem van zijne regeering. Het rijk van II. kwam aan zijne twee zonen Ezzaman en Moddaffer-Hussein, doch deze geraakten reeds spoedig met elkander in onmin, en in oorlog, en werden beiden van den troon gestoolen (1507) door den khan der Usbeken.
H. (Schach-), een der laatste sophis van Perzié, beklom 1694 den troon, en was een vroom en zachtzinnig vorst, doch miste de noodige geestkracht om de teugels van het bewind te voeren met vaste hand. Aan alle kanten braken opstanden uit; een der hoofden van de opstandelingen, Mir-Mahmoed, reeds meester van Kandahar, kwam aan het hoofd der Afghanen het beleg opslaan voor Ispahan.de hoofdstad van Perzie, maakte zich na een langdurig beleg meester daarvan 1722, en noodzaakte den zwakken Schach-H„ ten zijnen behoeve afstand te doen van den troon. Schach-II. leefde nog eenige jaren, en werd 1729, met zijne gansche familie, vermoord door Aschraf, den opvolger van Mahmoed. Een zoon van hem bleef echter gespaard; en deze werd later op den troon geplaatst door den vermaarden Thaliuiasp-Koeli-kban. Onder de regeering van Schacti-H. opende Frankrijk onderhandelingen met Perzie. waarmede liet 1708 een vrij voordeelig tractaat van koophandel sloot.
H.-Pacha, bijgenaamd Koetsjoek, d. i. de Kleine, gunsteling van sultan Selim III, geb. omstr. 1750, gest. 1803, was als page opgevoed met Selim. Toen deze den troon had beklommen werd H. 1798 benoemd lot capitan-pacha (opper-admiraal). In 1798 ging hij den opstandeling Passwan-Ogioe bevechten, doch zonder hem tot onderwerping te kunnen brengen; in 1801 kommandeerde hij de turksche vloot, die, vereenigd met de engelsche, de Franschen noodzaakte tot het ontruimen van Egypte (1801). Hij gaf eene groote ontwikkeling aan de marine, voerde nuttige hervormingen in, en liet, in weerwil van den tegenstand der Janitsaren en der Oelemaas (Ulemas), een gedeelte van zijne troepen wapenen en behoorlijk in de krijgskunst oefenen op de europeesche manier.
H.-Pacha,laatste dey van Algiers, geb. te Smirna omstr. 1773, had eerst deel uitgemaakt van de turksche militie in Algiers. In 1818 werd hij uitgeroepen als dey; nadat hij tien jaren geregeerd had, haalde hij zich door eene grove beleediging de verbolgenheid van Frankrijk op den hals; de fransche consul Deval, namelijk, die het hem waarschijnlijk te lastig naar zijnen zin maakte met verloogen van zijne regeering, werd vrij onzacht door hem geslagen; geweigerd hebbende deswege voldoening te geven, zag hij reeds spoedig eene ontzagwekkende vloot, onder kommando van maarschalk Bourmont, voor Algiers verschijnen. De 14 Juni 1830 in de baai van Sidi-Feruch gelande troepen rukten dadelijk op in de richting van Algiers, en schoten reeds 4 Juli het keizersfort bres. In zijnen dommen trots had H.-Pacha volstrekt geen maatregelen noodig geacht om zich te verdedigen, zoodat hij dan ook reeds den volgenden dag genoodzaakt was te capituleeren. Men stond hem toe, zich met een gedeelte van zijne schatten te verwijderen (5 Juli). Hij begaf zich eerst naar Napels, vervolgens naar Livorno, bracht toen een korten tijd te Parijs door, en stierf 1838 te Alexandrié.